Nieuwsbrief
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Milieu kort<br />
59<br />
K13<br />
ABRS 12 februari 2003, nr. 200104929/1 (GS<br />
Zuid-Holland)<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.11, vierde lid<br />
Naast concentratie-eisen in BEES-A mogen in de vergunning<br />
emissieplafonds worden opgenomen voor<br />
SO2 en NOx, nu deze plafonds niet afwijken van de in<br />
BEES-A genoemde regels maar daarop een aanvulling<br />
geven.<br />
Revisievergunning krachtens de Wm voor een olieraffinaderij.<br />
Appellante-vergunningaanvraagster betoogt<br />
dat in de aan de vergunning verbonden voorschriften<br />
ten onrechte emissieplafonds zijn opgenomen voor<br />
SO2 en NOx. De emissies van deze stoffen worden gereguleerd<br />
door het rechtstreeks werkende Besluit emissie-eisen<br />
stookinstallaties milieubeheer A (BEES-A)<br />
zodat verweerder niet bevoegd is om nadere regels te<br />
stellen. Verweerder stelt dat de emissiebeperkingen in<br />
de vergunning nodig zijn om de lokale effecten van<br />
luchtverontreiniging te reduceren. De Afdeling overweegt<br />
dat het BEES-A uitsluitend een algemeen milieubelang<br />
dient (terugdringen verzuring) en geen regels<br />
stelt om de hinder op leefniveau te voorkomen dan wel<br />
zoveel mogelijk te beperken. Gelet op het voorgaande is<br />
de Afdeling van oordeel dat verweerder bevoegd was om<br />
de emissiebeperkingen aan de vergunning te verbinden.<br />
Nu deze voorschriften niet afwijken van de in het BEES-<br />
A gestelde regels, maar daarop een aanvulling geven, is<br />
artikel 8.11, vierde lid Wm in dit geval niet van toepassing.<br />
Nu verder aannemelijk is geworden dat lokale effecten<br />
kunnen optreden, is er geen reden voor het oordeel<br />
dat verweerder de desbetreffende voorschriften niet<br />
aan de vergunning had mogen verbinden.<br />
K14<br />
ABRS 12 februari 2003, nr. 200201436/1 (Nijefurd)<br />
Wet milieubeheer, artikel 8.11, derde lid<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 8:72, vierde<br />
lid<br />
Voorschrift dat geen geurhinder mag optreden in<br />
strijd met de rechtszekerheid; de Afdeling voorziet<br />
zelf in de zaak door alsnog een geurnorm aan de vergunning<br />
te verbinden.<br />
Oprichtingsvergunning krachtens de Wm voor een<br />
mestverwerkingsinrichting. Een der appellanten voert<br />
aan dat voorschrift 12 van de vergunning onvoldoende<br />
rechtszekerheid biedt en onvoldoende handhaafbaar<br />
is. Het voorschrift schrijft voor dat de inrichting zodanig<br />
in werking moet zijn dat er geen geurhinder in de<br />
omgeving optreedt. Doordat uit het voorschrift niet<br />
blijkt wanneer naar het oordeel van verweerders sprake<br />
is van stankhinder, is de Afdeling van oordeel dat er<br />
strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. De door<br />
partijen voorgestelde norm van 1 geureenheid per kubieke<br />
meter als 98-percentiel ter plaatse van geurgevoelige<br />
objecten is een bij mestverwerkende bedrijven<br />
veelvuldig toegepaste norm die een goede bescherming<br />
tegen geurhinder biedt. De Afdeling voorziet zelf<br />
in de zaak door deze norm alsnog als voorschrift aan<br />
de vergunning te verbinden.<br />
K15<br />
ABRS 12 februari 2003, nr. 200202008/1 (GS<br />
Flevoland)<br />
Wet geluidhinder, artikelen 47 en 59<br />
Geluidszone van rechtswege valt in dit geval samen<br />
met de grens van het industrieterrein.<br />
Besluit tot vaststelling van hogere grenswaarden bij<br />
woningen vanwege geluidsbelasting van een industrieterrein.<br />
Op het industrieterrein ligt een betonmortelcentrale.<br />
Rond het industrieterrein is met ingang van 1<br />
juli 1993 op grond van artikel 59 Wgh een zone van<br />
rechtswege ontstaan. Verweerder heeft de hogere<br />
grenswaarden gebaseerd op de in 1998 aan de betonmortelcentrale<br />
verleende vergunning ingevolge de<br />
Wm. Gebleken is echter dat deze inrichting op 1 juli<br />
1993 niet in werking was zodat op deze peildatum<br />
(voor het ontstaan van de zone van rechtswege) de geluidsbelasting<br />
vanwege de centrale nihil was. Gelet op<br />
artikel 59 lid 2 Wgh en de hieraan in de circulaire ‘Toepassing<br />
artikel 59 Wgh’ van 4 januari 1993 van het<br />
ministerie van VROM gegeven uitleg valt de geluidszo-<br />
NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003