02.09.2015 Views

Nieuwsbrief

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Planschadevergoeding<br />

89<br />

De gemeenteraad heeft het planschadeverzoek<br />

afgewezen vanwege voorzienbaarheid door een<br />

voorbereidingsbesluit. Het daartegen ingestelde<br />

beroep verklaarde de rechtbank gegrond, omdat<br />

het voorbereidingsbesluit een kleiner gebied<br />

besloeg dan het uiteindelijke bestemmingsplan.<br />

De planologische vergelijking tussen het oude en<br />

het nieuwe planologische regime is eerst na de<br />

aangevallen uitspraak uitgevoerd. Met recht heeft<br />

de rechtbank de motivering en de zorgvuldige<br />

voorbereiding van de beslissing op bezwaar<br />

onvoldoende geacht. Met het instellen van hoger<br />

beroep kan dit gebrek niet worden weggenomen.<br />

Algemene wet bestuursrecht, artikel 3:2 en artikel<br />

7:12, eerste lid<br />

Wet op de Ruimtelijke Ordening, artikel 49<br />

2.3. (A) heeft verzocht om vergoeding van schade als<br />

gevolg van de reconstructie van de rijksweg A12 en de<br />

provinciale weg N229, mogelijk gemaakt door een vrijstellingsbesluit<br />

en het bestemmingsplan ‘A12-N229’,<br />

in de nabijheid van zijn woning te Bunnik. Volgens (A)<br />

is sprake van visuele hinder, geluidsoverlast en luchtverontreiniging.<br />

2.4. De raad heeft zich, op basis van adviezen van de<br />

Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ), op<br />

het standpunt gesteld dat weliswaar sprake is van een<br />

planologisch nadeliger situatie en daardoor waardevermindering<br />

van de woning van (A), doch dat deze planschade,<br />

nu de planologische ontwikkelingen voor hem<br />

voorzienbaar zijn geweest, voor zijn rekening dient te<br />

worden gelaten.<br />

2.5. De rechtbank heeft overwogen, samengevat weergegeven,<br />

dat de raad terecht heeft gemeend dat de nadelige<br />

planologische ontwikkelingen op zichzelf voor (A)<br />

voorzienbaar zijn geweest op het moment dat hij zijn<br />

huis kocht, zodat de hieruit voortvloeiende schade redelijkerwijs<br />

voor zijn rekening dient te blijven. Naar<br />

aanleiding van de beroepsgrond van (A) dat hij door<br />

verwijdering van de meidoornhaag – met name in visueel<br />

opzicht – is benadeeld, heeft de rechtbank evenwel<br />

voorts overwogen, samengevat weergegeven, dat nu in<br />

de aan de beslissing op bezwaar ten grondslag liggende<br />

advisering door de SAOZ niet is onderkend dat het gebied<br />

waarop de voorbereidingsbesluiten ten behoeve<br />

van het vrijstellingsbesluit zien, kleiner is dan het plangebied<br />

van het bestemmingsplan ‘A12-N229’ en geen<br />

standpunt is ingenomen ten aanzien van de voorzienbaarheid<br />

van de schade door het wijzigen van de voorheen<br />

bestaande bestemming ‘groenstrook’, de beslissing<br />

op bezwaar om die reden niet in stand kan blijven.<br />

2.7. Het hoger beroep van de raad richt zich uitsluitend<br />

tegen het onderdeel van de aangevallen uitspraak<br />

strekkende tot gegrondverklaring van het beroep van<br />

(A). Daartoe heeft de raad betoogd, samengevat weergegeven,<br />

dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat<br />

het gebied van het voorbereidingsbesluit kleiner is dan<br />

dat van het bestemmingsplan ‘A12-N229’ en dat de<br />

wetenschap van de ontwikkeling van het gebied dat<br />

buiten het gebied van het voorbereidingsbesluit valt in<br />

het kader van de voorzienbaarheid niet aan (A) kan<br />

worden tegengeworpen, maar dat hij niettemin geen<br />

recht op planschadevergoeding heeft, omdat een planologische<br />

vergelijking tot de conclusie leidt dat hij<br />

door het bestemmingsplan niet in een nadeliger positie<br />

is gekomen.<br />

2.7.1. Ten aanzien van het betoog van de raad moet<br />

vooreerst worden vastgesteld dat blijkens de stukken<br />

– met betrekking tot het gebied waarvan de voorzienbaarheid<br />

niet aan (A) kan worden tegengeworpen – de<br />

planologische vergelijking tussen het oude planologische<br />

regime ‘De Schoudermantel, Partiële herziening<br />

van het plan in onderdelen 1954’ en het nieuwe bestemmingsplan<br />

‘A12-N229’ eerst na de aangevallen<br />

uitspraak is uitgevoerd. Met recht heeft de rechtbank<br />

de motivering en de zorgvuldige voorbereiding van de<br />

beslissing op bezwaar onvoldoende geacht. Met het instellen<br />

van hoger beroep kan dit gebrek niet worden<br />

weggenomen, aangezien het aan de raad en niet aan<br />

de rechter is de besluitvorming te voltooien. Het betoog<br />

van de raad kan derhalve niet tot vernietiging van<br />

de aangevallen uitspraak leiden. Het hoger beroep van<br />

de raad is ongegrond.<br />

03-37<br />

Uitspraak van de rechtbank Zutphen van 24<br />

januari 2003, nr. 99/431 WET, inzake een<br />

verzoek om planschadevergoeding, gemeente<br />

Zelhem.<br />

NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!