Nieuwsbrief
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
72<br />
Ruimtelijke ordening<br />
vorenbedoelde termijnen. Gelet hierop was het aanwijzingsbesluit<br />
van 23 oktober 1996, voorzover het betreft<br />
de definitieve Ke-geluidszone en de definitieve<br />
Laeq-geluidszone, ten tijde van de vaststelling van het<br />
bestemmingsplan vervallen.<br />
2.4.3. Ter zitting is desgevraagd door verweerders en<br />
de gemeenteraad bevestigd dat het bestemmingsplan<br />
is gebaseerd op de vervallen aanwijzing. Voorts is desgevraagd<br />
verklaard door de vertegenwoordiger van de<br />
gemeenteraad dat het bestemmingsplan niet zou zijn<br />
vastgesteld indien de desbetreffende aanwijzing er niet<br />
aan ten grondslag lag. Dit mede vanwege de onduidelijkheden<br />
die bestaan rondom de geluidszonering.<br />
De gemeenteraad is eraan voorbijgegaan dat het<br />
aanwijzingsbesluit, voorzover het betreft de definitieve<br />
Ke-geluidszone en de definitieve Laeq-geluidszone,<br />
was vervallen en het bestemmingsplan daarop niet<br />
kon worden gebaseerd.<br />
Onder deze omstandigheden hadden verweerders<br />
dienen aan te geven waarom het onderhavige bestemmingsplan<br />
niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening<br />
en het recht. Nu verweerders dit hebben nagelaten<br />
is het goedkeuringsbesluit niet draagkrachtig<br />
gemotiveerd. Tevens hebben verweerders miskend dat<br />
bij de beoordeling van de bedenkingen geen beroep op<br />
artikel 30 van de LVW kon worden gedaan.<br />
2.4.4. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden<br />
besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene<br />
wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.<br />
03-25<br />
Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak<br />
van de Raad van State van 24 december 2002, nr.<br />
200101743/1, inzake het Provinciaal Omgevingsplan<br />
Groningen van de provincie Groningen.<br />
Uit de ontstaansgeschiedenis van artikel 1 van<br />
de WRO blijkt dat de wetgever de bevoegdheid om<br />
te beslissen welke beleidsuitspraken als een concrete<br />
beleidsbeslissing moeten worden gezien, bewust<br />
uitsluitend heeft willen toekennen aan het<br />
bestuursorgaan dat het plan vaststelt. Daarmee<br />
werd beoogd te voorkomen dat een rechter in beroep<br />
aan beleidsuitspraken de status van ‘concrete<br />
beleidsbeslissing’ zou kunnen toekennen, waar het<br />
vaststellend bestuursorgaan niet voor die status<br />
heeft gekozen. De beroepsmogelijkheid is uitdrukkelijk<br />
beperkt tot de als zodanig aangegeven concrete<br />
beleidsbeslissingen. Alle overige onderdelen<br />
van een streekplan zijn op de negatieve lijst geplaatst<br />
en daarmee van de mogelijkheid tot het instellen<br />
van beroep uitgesloten.<br />
Voorzover ingevolge artikel 6:2 van de Awb de<br />
schriftelijke weigering om een besluit te nemen<br />
voor de toepassing van wettelijke voorschriften<br />
over bezwaar en beroep met een besluit wordt gelijkgesteld,<br />
mist dit artikel ten aanzien van de weigering<br />
om een concrete beleidsbeslissing te<br />
nemen, toepassing.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikel 6:2<br />
Besluit op de ruimtelijke ordening 1985, artikel<br />
7, derde lid<br />
Wet op de Ruimtelijke Ordening, artikelen 1,<br />
44, eerste lid, 54, tweede lid, aanhef en onder<br />
a, en 56, eerste lid<br />
2.1.1. Ingevolge artikel 4a, eerste lid, van de Wet op<br />
de Ruimtelijke Ordening (verder te noemen: WRO),<br />
voorzover hier van belang, kunnen provinciale staten<br />
voor één of meer gedeelten of voor het gehele gebied<br />
der provincie een streekplan vaststellen, waarin de toekomstige<br />
ontwikkeling van het in het plan begrepen<br />
gebied in hoofdlijnen wordt aangegeven, alsmede een<br />
vastgesteld streekplan herzien.<br />
Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder a,<br />
voorzover hier van belang, gelezen in samenhang met<br />
artikel 56, eerste lid, van de WRO kan door eenieder<br />
beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de<br />
Raad van State worden ingesteld tegen een concrete<br />
beleidsbeslissing, een herziening of een intrekking<br />
daarvan, opgenomen in een streekplan.<br />
Ingevolge artikel 1 van de WRO wordt onder een<br />
concrete beleidsbeslissing verstaan een als zodanig<br />
door het bestuursorgaan aangegeven besluit in een<br />
planologische kernbeslissing, een streekplan of een regionaal<br />
structuurplan.<br />
Ingevolge artikel 7, derde lid, van het Besluit op de<br />
ruimtelijke ordening 1985 wordt in een streekplan een<br />
concrete beleidsbeslissing als zodanig in de tekst of op<br />
de kaart benoemd en herkenbaar aangegeven.<br />
2.1.2. Uit deze bepalingen volgt dat de Afdeling met<br />
NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003