Nieuwsbrief
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
90<br />
Planschadevergoeding<br />
Een planologisch nadeel in de vorm van een<br />
verminderd woongenot kan worden vertaald in een<br />
lagere huurprijs. Het verzoek om planschadevergoeding<br />
van huurder werd dan ook terecht<br />
afgewezen.<br />
Wet op de Ruimtelijke Ordening, artikel 49<br />
Eiser sub 3 is huurder van de bedrijfswoning aan de<br />
(A). Eiser sub 3 voert aan dat door de uitbreiding van<br />
de vuilstortplaats en de daaruit voortvloeiende<br />
(stank)overlast zijn woongenot is aangetast, waardoor<br />
hij schade lijdt.<br />
Zoals ook de StAB in haar rapport heeft overwogen,<br />
zal een verminderd woongenot in het algemeen moeten<br />
kunnen worden vertaald in een lagere huurprijs.<br />
Gesteld noch gebleken is dat een dergelijke afwenteling<br />
van de schade op de verhuurder in het onderhavige<br />
geval niet mogelijk is. Voorts is het verminderde<br />
woongenot voor wat betreft de woning aan de (A) (volledig)<br />
verdisconteerd in het aan eiseres sub 2 (verhuurder,<br />
red.) toe te kennen schadebedrag. Reeds uit<br />
het vorenstaande volgt dat verweerder zijn afwijzing<br />
van het verzoek om planschadevergoeding van eiser<br />
sub 3 bij het bestreden besluit in stand heeft kunnen<br />
laten. Het beroep van eiser sub 3 is derhalve ongegrond.<br />
03-38<br />
Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak<br />
van de Raad van State van 19 februari 2003,<br />
nr. 200202248/1, inzake een verzoek om<br />
planschadevergoeding, gemeente Voorhout.<br />
Een redelijk denkend en handelend koper kan<br />
er niet van uitgaan dat een voorontwerp voor een<br />
bestemmingsplan een vaststaande uitwerking van<br />
de toekomstige invulling van een gebied behelst.<br />
De uiteindelijke invulling kan dan nog (sterk)<br />
wijzigen. Derhalve kan daaraan niet een<br />
verwachting worden ontleend omtrent specifieke<br />
elementen, zoals in dit geval de locatie van een<br />
groenstrook.<br />
Wet op de Ruimtelijke Ordening, artikel 49<br />
2.2. In het hierna volgende wordt voor de beoordeling<br />
van het geschil uitgegaan van de volgende vaststaande<br />
feiten.<br />
Appellanten hebben tussen april 1994 en oktober<br />
1996 ieder een woning gekocht aan de (A) te Voorhout.<br />
Op dat moment gold het sinds september 1980<br />
vigerende bestemmingsplan ‘Landelijk gebied, 1 e herziening’<br />
en was het gebied ten noordoosten van deze<br />
woningen bestemd voor ‘Agrarische doeleinden’. Ten<br />
aanzien van dat gebied zijn in de periode van 1990 tot<br />
en met 1995 diverse voorbereidingsbesluiten genomen<br />
ten behoeve van de bouw van woningen in de<br />
wijk Hoogh Teijlingen.<br />
In april 1992 is de ‘Structuurschets Voorhout<br />
2015’ vastgesteld, waarin het betrokken gebied is<br />
aangegeven als een te ontwikkelen woongebied.<br />
In november 1993 is het voorontwerp-bestemmingsplan<br />
‘Hoogh Teijlingen’ in het kader van een inspraakavond<br />
ter inzage gelegd. In dit voorontwerp was<br />
tussen de woningen van appellanten en de geprojecteerde<br />
nieuwbouwwijk een strook grond van circa 50<br />
m breed bestemd tot ‘uit te werken groengebied’. Het<br />
plan is niet in de als voorontwerp ter inzage gelegde<br />
uitvoering vastgesteld.<br />
In februari 1997 is het nieuwe voorontwerp-bestemmingsplan<br />
‘Hoogh Teijlingen 1997’ ter inzage gelegd,<br />
waaruit bleek dat voornoemde strook was gewijzigd<br />
in ‘uit te werken woongebied’.<br />
Ten behoeve van 531 nieuwe woningen zijn op 12<br />
maart 1996 en 21 oktober 1997 – inmiddels onherroepelijke<br />
– vrijstellingsbesluiten genomen. De<br />
dichtstbijzijnde nieuwe woning bevindt zich op ongeveer<br />
28m van de woningen van appellanten.<br />
2.3. Appellanten hebben verzocht om vergoeding van<br />
de schade in de vorm van waardevermindering van<br />
hun woningen als gevolg van de met evengenoemde<br />
vrijstellingsbesluiten mogelijk gemaakte bouw van de<br />
woonwijk Hoogh Teijlingen. Zij stellen dat de schade<br />
verband houdt met het verlies van de vrije ligging van<br />
de woningen, het vrije uitzicht en privacy alsmede de<br />
karakterwijziging van het gebied, de intensivering van<br />
het leef- en verblijfsklimaat en de toename van verkeers-<br />
en geluidshinder.<br />
2.4. De raad heeft bij het bij de beslissing op bezwaar<br />
gehandhaafde besluit, in navolging van adviezen van de<br />
SAOZ, de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.<br />
NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003