Nieuwsbrief
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
64<br />
Ruimtelijke ordening<br />
november 2000 geen heroverweging heeft plaatsgehad<br />
met betrekking tot de inhoud van de beslissing op<br />
de bezwaarschriften. Gelet op hetgeen burgemeester en<br />
wethouders hebben aangevoerd, en in aanmerking genomen<br />
dat ná 4 april 2000 in het college geen besluitvorming<br />
meer heeft plaatsgevonden over de ingediende<br />
bezwaren, is de Afdeling van oordeel dat de<br />
brief van 1 november 2000 moet worden aangemerkt<br />
als de bekendmaking van het collegebesluit van 4 april<br />
2000. Dat in de tussenliggende periode (door ambtenaren)<br />
namens het gemeentebestuur (schriftelijke) informatie<br />
is verstrekt, waaruit zou kunnen worden afgeleid<br />
dat er wel degelijk een inhoudelijke heroverweging<br />
heeft plaatsgehad – met name de brief van 11 mei<br />
2000 is voor meer dan één uitleg vatbaar – acht de Afdeling<br />
niet doorslaggevend, nu voldoende is komen vast<br />
te staan dat van een inhoudelijke heroverweging door<br />
burgemeester en wethouders geen sprake is geweest.<br />
2.3. Evenzeer slaagt het betoog van burgemeester en<br />
wethouders dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld<br />
dat zij het bouwplan niet hadden mogen toetsen<br />
aan het bestemmingsplan ‘Boulevard 8 e herziening’.<br />
De Afdeling overweegt daartoe als volgt.<br />
2.3.1. Bij het verlenen en handhaven van de in geding<br />
zijnde bouwvergunning hebben burgemeester en wethouders<br />
het bouwplan getoetst aan het op 26 maart<br />
1998 door de gemeenteraad van Vlissingen vastgestelde<br />
bestemmingsplan ‘Boulevard, 8 e herziening’.<br />
Gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: gedeputeerde<br />
staten) hebben bij besluit van 20 oktober 1998<br />
beslist over de goedkeuring van dit bestemmingsplan.<br />
Bij uitspraak van 16 juli 1999 heeft de Voorzitter<br />
van de Afdeling een verzoek om schorsing van het<br />
goedkeuringsbesluit afgewezen. Daarmee is het bestemmingsplan<br />
op de voet van artikel 28, achtste lid,<br />
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals dat artikel<br />
luidde tot 3 april 2000, in werking getreden. Bij<br />
uitspraak van 7 november 2000, inzake nr. E01.99.<br />
0017, heeft de Afdeling het goedkeuringsbesluit van<br />
gedeputeerde staten vernietigd.<br />
2.3.2. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 21 december<br />
1999, inzake nr. H01.99.0245 (onder meer<br />
gepubliceerd in BR 2000, p. 491 en NJB 2000, p.<br />
162), overwogen dat aan een vernietiging door de Afdeling<br />
van een goedkeuringsbesluit geen terugwerkende<br />
kracht kan worden toegekend. Daaruit vloeit voort –<br />
aldus de Afdeling – dat in de periode tussen de inwerkingtreding<br />
van het nieuwe bestemmingsplan en de<br />
vernietiging van de goedkeuring daarvan in beginsel het<br />
nieuwe plan het toetsingskader vormt voor de beslissing<br />
omtrent het verlenen van bouwvergunning. Indien<br />
evenwel een belanghebbende tegelijk met de indiening<br />
van een bezwaarschrift tegen de bouwvergunning een<br />
verzoek om schorsing van de goedkeuring van het nieuwe<br />
bestemmingsplan indient bij de Voorzitter van de<br />
Afdeling, ligt het in de rede dat burgemeester en wethouders<br />
niet op het bezwaar beslissen alvorens de<br />
Voorzitter zich over de gevraagde schorsing heeft uitgesproken.<br />
Het peilmoment voor het toepasselijke recht<br />
kan alsdan niet worden gelegd op een vroeger tijdstip<br />
dan dat waarop de Voorzitter omtrent de schorsing van<br />
het goedkeuringsbesluit heeft beslist.<br />
In het onderhavige geval zijn zowel het primaire besluit<br />
als de beslissing op bezwaar genomen na de inwerkingtreding<br />
van het nieuwe bestemmingsplan. Bij<br />
uitspraak van 16 juli 1999 heeft de Voorzitter van de<br />
Afdeling een verzoek om schorsing van het goedkeuringsbesluit<br />
afgewezen en nadien is er niet (opnieuw)<br />
om schorsing van het goedkeuringsbesluit verzocht.<br />
Voor aanhouding van de beslissing op bezwaar bestond<br />
dan ook geen aanleiding. Burgemeester en wethouders<br />
hebben bij die beslissing terecht het nieuwe<br />
bestemmingsplan als toetsingskader gehanteerd. De<br />
Afdeling ziet geen aanleiding om in dit geval tot een<br />
andersluidend oordeel te komen.<br />
2.4. Uit het vorenstaande volgt dat burgemeester en<br />
wethouders het bouwplan terecht hebben getoetst aan<br />
het bestemmingsplan ‘Boulevard 8 e herziening’. De<br />
rechtbank heeft dit miskend.<br />
2.5. Het hoger beroep is gegrond. (...)<br />
Noot: De uitspraak van de rechtbank Middelburg is opgenomen<br />
in <strong>Nieuwsbrief</strong> StAB 2002/1, nr. 01-121.<br />
03-19<br />
Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak<br />
van de Raad van State van 18 december 2002, nr.<br />
200101012/1, inzake het streekplan ‘Windstreek<br />
2000’ van de provincie Friesland.<br />
NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003