Nieuwsbrief
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
78<br />
Ruimtelijke ordening<br />
het bedrijf in verband met het niet meer kunnen voldoen<br />
aan bepaalde wettelijke milieueisen, sprake is<br />
van voldoende urgentie bij de uitvoering van het bouwplan,<br />
heeft de rechtbank miskend dat in dit geval niet<br />
kon worden volstaan met het ten behoeve van het<br />
bouwplan nemen van een voorbereidingsbesluit en het<br />
daartoe verlenen van een verklaring van geen bezwaar<br />
als bedoeld in artikel 19 van de WRO.<br />
Datgene wat het college, in aansluiting op het door<br />
hem gevoerde beleid, heeft willen toestaan, namelijk<br />
het draaien van het bouwblok met het daaraan verbonden<br />
uitbreidingspercentage van 71, kan alleen worden<br />
bereikt door het in procedure brengen van een daartoe<br />
strekkend ontwerpbestemmingsplan. De bouwmogelijkheden<br />
op de gronden met de bestemming ‘Bedrijfsdoeleinden’<br />
met de subbestemming ‘BIIsl’ zijn door het<br />
verlenen van de vrijstelling immers niet vervallen. Anders<br />
dan de rechtbank heeft geoordeeld is derhalve<br />
sprake van een uitbreiding van de toegestane bebouwingsoppervlakte.<br />
2.8. Verder kan, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld,<br />
niet door middel van een aan de vrijstelling<br />
of bouwvergunning te verbinden voorwaarde het maximale<br />
bebouwingspercentage worden teruggebracht tot<br />
51. Deze zou immers strekken tot een wijziging van de<br />
bebouwingsvoorschriften voor de gronden met de bestemming<br />
‘Bedrijfsdoeleinden’ en de subbestemming<br />
‘BIIsl’ zonder dat daarvoor de vereiste procedure voor<br />
het wijzigen van het bestemmingsplan zou worden gevolgd.<br />
2.9. Uit het vorenstaande volgt dat de beslissing op<br />
bezwaar is genomen in strijd met artikel 7:12 van de<br />
Awb. De rechtbank heeft dit miskend.<br />
03-30<br />
Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak<br />
van de Raad van State van 19 februari 2003, nr.<br />
200106035/1, inzake de weigering vrijstelling te<br />
verlenen voor het permanent bewonen van een recreatiewoning,<br />
gemeente Harderwijk.<br />
Het vigerende bestemmingsplan is partieel herzien,<br />
onder meer voor een terrein voor zomerhuisjes.<br />
De herziening heeft niet geleid tot een wijziging<br />
van de bestemming van het perceel, maar<br />
voorziet wel in een verruiming van de bouwmogelijkheden,<br />
alsmede in een op de bestemming toegespitst<br />
gebruiksverbod. Vast staat dat de permanente<br />
bewoning van de recreatiewoning is<br />
aangevangen na vaststelling van het bestemmingsplan,<br />
maar voor vaststelling van de herziening.<br />
Deze bewoning was zowel voor als na de herziening<br />
van het bestemmingsplan in strijd met de ongewijzigd<br />
gebleven bestemming. Ook het in het<br />
oorspronkelijke bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht<br />
is niet gewijzigd. Onder deze omstandigheden,<br />
en de Afdeling wijkt daarmee af van haar<br />
oordeel in een eerdere uitspraak, is voor toepassing<br />
van het overgangsrecht nog steeds de datum van<br />
het van kracht worden van het oorspronkelijke bestemmingsplan<br />
beslissend.<br />
Wet op de Ruimtelijke Ordening, artikel 15<br />
2.1. Ingevolge het ter plaatse van kracht zijnde bestemmingsplan<br />
‘Strokel 1973’ rust op het perceel<br />
waarop de recreatiewoning staat (hierna: het perceel)<br />
de bestemming ‘Terrein voor zomerhuisjes’.<br />
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de planvoorschriften,<br />
voorzover thans van belang, zijn de op de<br />
kaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor<br />
de exploitatie van een recreatiebedrijf, waar personen<br />
die elders hun vaste verblijfplaats hebben, recreatief<br />
verblijf kunnen houden in zomerhuisjes.<br />
Ingevolge het tweede lid, en onder i, van artikel 14,<br />
voorzover thans van belang, is het verboden een recreatiewoonverblijf<br />
anders dan voor recreatieve doeleinden<br />
te gebruiken.<br />
Ingevolge artikel 20, eerste lid, is het verboden om<br />
gronden en opstallen te gebruiken, in gebruik te geven<br />
of te laten gebruiken op een wijze of voor doeleinden,<br />
welke strijdig zijn met de uit het bestemmingsplan<br />
voortvloeiende bestemming van die gronden en opstallen.<br />
Ingevolge het tweede lid van artikel 20 is het eerste<br />
lid niet van toepassing op het gebruik dat bestond ten<br />
tijde van het van kracht worden van deze voorschriften,<br />
zo lang in de aard van dat gebruik geen wijziging<br />
wordt gebracht.<br />
Ingevolge het derde lid van artikel 20 kunnen burgemeester<br />
en wethouders vrijstelling verlenen van het<br />
gebruiksverbod, indien strikte toepassing van die bepaling<br />
zou leiden tot een beperking van het meest<br />
NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003