02.09.2015 Views

Nieuwsbrief

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

88<br />

Planschadevergoeding<br />

worden met het voordeel van de integrale invloed van<br />

het bestemmingsplan ‘Zomerrak’ – in rechte ons inziens<br />

zeer wel bepleitbaar. (...)’<br />

Onder overneming van een advies van de commissie<br />

voor de bezwaar- en beroepschriften van 5 september<br />

2001 heeft verweerder bij het thans bestreden besluit<br />

het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard en<br />

het primaire besluit gehandhaafd. Zowel de commissie<br />

als verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op het aanvullende<br />

SAOZ-advies.<br />

In beroep is namens eiser – onder meer en samengevat –<br />

aangevoerd dat de vrijstellingsbesluiten in december<br />

1994 zijn genomen, terwijl het bestemmingsplan ‘Zomerrak’<br />

eerst in januari 1995 in ontwerp ter visie is gelegd.<br />

Zij behoren derhalve niet tot hetzelfde planologische<br />

regime. Slechts voor- en nadelen uit één planologische<br />

maatregel mogen worden gecompenseerd.<br />

In dit geding moet de rechtbank beoordelen of verweerder<br />

bij het nemen van het bestreden besluit heeft<br />

gehandeld in strijd met enig wettelijk voorschrift, enig<br />

algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, dan wel met<br />

enig algemeen rechtsbeginsel. De rechtbank overweegt<br />

daartoe als volgt. (...)<br />

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak<br />

van de Raad van State (ABRvS) kan een<br />

voordeelsverrekening, zoals verweerder die in het geval<br />

van eiser heeft toegepast, alleen plaatsvinden, als het<br />

voor- en nadeel voor een bepaald perceel worden veroorzaakt<br />

door hetzelfde planologische regime. Dit betekent,<br />

zo leidt de rechtbank af uit de uitspraak van de<br />

ABRvS van 22 juli 1999, gepubliceerd in AB 2000/64<br />

(gemeente Oudewater), dat voordeel en nadeel moeten<br />

worden veroorzaakt door hetzelfde plan. In het geval<br />

van eiser is evenwel sprake van afzonderlijke planologische<br />

maatregelen met ieder hun eigen planologische<br />

gevolgen. Het gaat immers enerzijds om besluiten van<br />

5 en 19 december 1994 – waarbij bouwvergunning is<br />

verleend alsmede vrijstelling op grond van artikel 19<br />

WRO van de bepalingen van het vigerende bestemmingsplan<br />

‘Saneringsplan Zomerrak’ voor de bouw aan<br />

de (C) van een appartementengebouw en een bankgebouw<br />

– en anderzijds om het bestemmingsplan ‘Zomerrak’,<br />

op 13 januari 1995 in ontwerp ter visie gelegd<br />

en op 19 augustus 1996 onherroepelijk geworden.<br />

Voorzover de totstandkoming van het bestemmingsplan<br />

‘Zomerrak’ voor eiser al tot enig voordeel<br />

heeft geleid, is er in het onderhavige geval derhalve<br />

geen sprake van voordelen en nadelen die veroorzaakt<br />

zijn door hetzelfde planologische regime, zoals in de<br />

jurisprudentie bedoeld, en die met elkaar kunnen worden<br />

gecompenseerd.<br />

Ten onrechte heeft verweerder besloten om ten aanzien<br />

van eiser bij de vaststelling van de geleden planschade<br />

tot compensatie over te gaan en om hem op<br />

grond daarvan vergoeding van planschade te weigeren.<br />

Bij het nemen van het bestreden besluit heeft verweerder<br />

dan ook gehandeld in strijd met art. 49 WRO.<br />

Het beroep van eiser zal gegrond worden verklaard en<br />

het bestreden besluit zal wegens strijd met voornoemd<br />

artikel worden vernietigd. Ter voorkoming van nodeloze<br />

vervolgprocedures zal de rechtbank voorts onderzoeken<br />

of er aanleiding is om, onder gebruikmaking<br />

van de haar in artikel 8:72 lid 4 van de Algemene wet<br />

bestuursrecht (Awb) gegeven bevoegdheid, zelf in de<br />

zaak te voorzien. Zij overweegt daartoe als volgt.<br />

In haar uitspraak van 3 april 2000 heeft de rechtbank<br />

al overwogen dat de vaststelling van de waardevermindering<br />

van de woning in het SAOZ-advies van 24 september<br />

1997 op ƒ 10.000 haar niet onredelijk voorkwam.<br />

Nu verweerder voorts het SAOZ-advies van 10<br />

mei 2001 heeft gevolgd, waarin deze waardemindering<br />

onveranderd op ƒ 10.000 wordt gesteld, moet<br />

worden aangenomen dat ook hij van mening is dat de<br />

waardevermindering van de woning ten gevolge van de<br />

vrijstellingsbesluiten van december 1994 – daargelaten<br />

de door hem toegepaste compensatie – ƒ 10.000<br />

bedraagt. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om<br />

zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat verweerder<br />

eiser op grond van artikel 49 WRO bij wijze van<br />

schadevergoeding een bedrag van € 4.537,80<br />

(ƒ 10.000) moet toekennen. (...)<br />

03-36<br />

Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak<br />

van de Raad van State van 22 januari 2003,<br />

nr. 200106372/1, inzake een verzoek om<br />

planschadevergoeding, gemeente Bunnik.<br />

NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!