02.09.2015 Views

Nieuwsbrief

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

76<br />

Ruimtelijke ordening<br />

ken. Nu verweerder bij het bestreden besluit zonder<br />

nadere afweging aan de vergunning op grond van de<br />

Wet beheer rijkswaterstaatswerken doorslaggevende<br />

betekenis heeft toegekend, heeft hij naar het oordeel<br />

van de Afdeling een te beperkte toetsing verricht. In zoverre<br />

heeft verweerder het bestreden besluit niet met<br />

de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.<br />

2.7. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en<br />

dient het bestreden besluit voorzover verweerder daarbij<br />

goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de<br />

bestemming ‘Agrarische doeleinden - A’, (...), te worden<br />

vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel<br />

3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. (...)<br />

03-28<br />

Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak<br />

van de Raad van State van 12 februari 2003, nr.<br />

200105241/1, inzake het bestemmingsplan ‘De<br />

Borkeld, herziening 1990, partiële herziening<br />

1999’ van de gemeente Holten (thans: Rijssen).<br />

Artikel 6, eerste lid, van het EVRM bevat geen<br />

voorschriften over de bevoegdheid van de door een<br />

staat ingestelde gerechten, maar is erop gericht te<br />

verzekeren dat iedere burger in die staat de in de<br />

genoemde bepaling omschreven mogelijkheid<br />

heeft een geschil omtrent de vaststelling van burgerlijke<br />

rechten en verplichtingen voor te leggen<br />

aan een onafhankelijke en onpartijdige rechter.<br />

Aangezien artikel 6 EVRM niet ziet op de attributie<br />

van rechterlijke bevoegdheid, maar op de eisen<br />

waaraan de gerechten van een Verdragsstaat moeten<br />

voldoen, kan deze bepaling geen afbreuk doen<br />

aan de bevoegdheid die de wet aan de Afdeling<br />

heeft toegekend ten aanzien van het beroep tegen<br />

een besluit omtrent goedkeuring van een bestemmingsplan<br />

of van de herziening of intrekking daarvan.<br />

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens<br />

en de fundamentele vrijheden, artikel 6, eerste<br />

lid<br />

Wet op de Raad van State, artikel 26<br />

Wet op de Ruimtelijke Ordening, artikel 54,<br />

tweede lid, aanhef en onder d<br />

2.1. Appellanten stellen zich op het standpunt dat de<br />

bevoegdheid van de Afdeling om te oordelen over geschillen<br />

als het onderhavige, in strijd is met de artikelen<br />

6 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten<br />

van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna:<br />

het EVRM). Zij zijn van mening dat de onafhankelijkheid<br />

en onpartijdigheid van de Afdeling niet zijn gegarandeerd<br />

en dat daarom de Afdeling zichzelf onbevoegd<br />

dient te verklaren om te oordelen over dit<br />

geschil.<br />

2.1.1. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het EVRM,<br />

voorzover hier van belang, heeft een ieder bij het vaststellen<br />

van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen<br />

recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn<br />

zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat<br />

bij de wet is ingesteld. Het is onbetwist dat deze bepaling<br />

rechtstreekse werking heeft in de Nederlandse<br />

rechtsorde. De Afdeling is voorts van oordeel dat het<br />

beroep van appellanten ten minste voor een deel betrekking<br />

heeft op de vaststelling van burgerlijke rechten<br />

en verplichtingen. In zoverre kunnen appellanten in<br />

beginsel een beroep doen op de genoemde bepaling.<br />

Artikel 6, eerste lid, van het EVRM bevat geen<br />

voorschriften over de bevoegdheid van de door een<br />

staat ingestelde gerechten, maar is erop gericht te verzekeren<br />

dat iedere burger in die staat de in de genoemde<br />

bepaling omschreven mogelijkheid heeft een geschil<br />

omtrent de vaststelling van burgerlijke rechten en<br />

verplichtingen voor te leggen aan een onafhankelijke<br />

en onpartijdige rechter. De met deze aanspraak op<br />

rechtsbescherming overeenkomende verplichting rust<br />

op de desbetreffende staat, die ervoor heeft te zorgen<br />

dat de door hem ingestelde gerechten waaraan (onder<br />

meer) de bevoegdheid is toegekend tot de behandeling<br />

van geschillen waarop artikel 6, eerste lid, ziet, voldoen<br />

aan de eisen van deze bepaling.<br />

2.1.2. In artikel 26 van de Wet op de Raad van State<br />

is bepaald dat de Afdeling is belast met de behandeling<br />

van de bij de wet aan haar opgedragen geschillen.<br />

Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder d,<br />

van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna te noemen:<br />

WRO) kan bij de Afdeling beroep worden ingesteld<br />

tegen een besluit omtrent goedkeuring van een<br />

bestemmingsplan of van de herziening of intrekking<br />

daarvan.<br />

Gezien deze bepalingen is aan de Afdeling de taak<br />

opgedragen en is de daarbij behorende bevoegdheid<br />

NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!