Nieuwsbrief
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Ruimtelijke ordening<br />
69<br />
6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, mede geacht<br />
te zijn gericht tegen het besluit van verweerder<br />
van 14 november 2002.<br />
2.5. De Afdeling dient allereerst de vraag te beantwoorden<br />
of verweerder bevoegd is het vervangingsbesluit<br />
van 22 februari 2002 in te trekken.<br />
Artikel 29 van de WRO voorziet niet uitdrukkelijk in<br />
de mogelijkheid tot intrekking van een (gedeeltelijk)<br />
vervangingsbesluit.<br />
Naar het oordeel van de Afdeling verzet het<br />
systeem van de wet zich er echter tegen dat verweerder,<br />
nadat hij een goedkeuringsbesluit (gedeeltelijk)<br />
heeft vervangen, dit vervangingsbesluit weer intrekt.<br />
Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat verweerder,<br />
voorzover hij het goedkeuringsbesluit heeft<br />
vervangen, in de plaats treedt van het bestuursorgaan<br />
dat beslist omtrent de goedkeuring. Laatstgenoemd<br />
bestuursorgaan staat het, gelet op artikel 10:31, tweede<br />
lid, van de Algemene wet bestuursrecht, niet vrij<br />
om een besluit omtrent goedkeuring in te trekken. Dit<br />
dient eveneens te gelden voor een besluit omtrent onthouding<br />
van goedkeuring. Het (positieve of negatieve)<br />
goedkeuringsbesluit markeert een nieuwe fase in de<br />
bestemmingsplanprocedure, afhankelijk van goedkeuring<br />
van het plan of onthouding daarvan aan het gehele<br />
of een deel van het plan. Zo wijst de Afdeling op de<br />
in artikel 30, eerste lid, van de WRO, neergelegde verplichting<br />
voor de gemeenteraad om binnen de in dit artikel<br />
vastgestelde termijn een nieuw plan vast te stellen,<br />
waarbij het besluit van gedeputeerde staten dan<br />
wel van de Minister in acht wordt genomen.<br />
2.6. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder een onjuiste<br />
toepassing heeft gegeven aan artikel 29 WRO.<br />
De beroepen zijn gegrond.<br />
Het besluit van 14 november 2002 dient wegens<br />
strijd met artikel 29 WRO te worden vernietigd.<br />
03-23<br />
Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak<br />
van de Raad van State van 18 december 2002, nr.<br />
200203573/1, inzake het bestemmingsplan ‘Herziening<br />
buitengebied, Vorstenbosscheweg 6’ van<br />
de gemeente Veghel.<br />
In het streekplan is aangegeven dat gedeputeerde<br />
staten het streekplanbeleid inzake de ‘Ruimte voor<br />
ruimte-regeling’ nader kunnen invullen en verduidelijken.<br />
Het door verweerders gehanteerde beleid<br />
vormt geen beleid in de zin van de artikelen 4:81<br />
tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.<br />
Met hun beleidsbrief hebben gedeputeerde<br />
staten een nadere invulling gegeven aan de voorwaarde<br />
zoals neergelegd in het streekplan dat milieuwinst<br />
dient te worden behaald. Gezien de aard<br />
van de brief is deze met toezending aan alle<br />
binnen de provincie Noord-Brabant gelegen gemeenten<br />
genoegzaam bekend gemaakt. In casu<br />
werd echter ten onrechte getoetst aan een niet<br />
eerder kenbaar gemaakte drempelwaarde voor de<br />
milieuwinst.<br />
Algemene wet bestuursrecht, artikelen 4:81 tot<br />
en met 4:84<br />
2.1. Het plan vormt een gedeeltelijke herziening van<br />
het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ en voorziet in de<br />
bouw van een tweede woning op de gronden van een<br />
voormalig agrarisch bedrijf. Het plan is gebaseerd op<br />
de ‘Ruimte voor ruimte-regeling’. Verweerders hebben<br />
bij hun bestreden besluit aan het plan goedkeuring<br />
onthouden.<br />
2.3. Appellant stelt dat verweerders ten onrechte<br />
goedkeuring aan het plan hebben onthouden. Hij voert<br />
daartoe aan dat het plan aan alle voorwaarden voldoet<br />
die het streekplan stelt voor toepassing van de ‘Ruimte<br />
voor ruimte-regeling’. Deze regeling is in het streekplan<br />
uitputtend neergelegd en kan derhalve, aldus appellant,<br />
niet worden aangevuld, dan wel gewijzigd in de<br />
vorm van een door verweerders aan de gemeenten gezonden<br />
brief. Bovendien kan een dergelijke brief geen<br />
beleid vormen nu de regels niet overeenkomstig de artikelen<br />
4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht<br />
zijn bekendgemaakt.<br />
Verweerders miskennen, volgens appellant, dat<br />
met de verwezenlijking van het plan een aanzienlijke<br />
milieuwinst wordt behaald, ook al wordt geen 3500<br />
kilogram aan mestproductie- en/of varkensrechten,<br />
dan wel vergelijkbare rechten ingeleverd.<br />
2.3.1. Verweerders hebben zich op het standpunt gesteld<br />
dat als voorwaarde voor toepassing van het<br />
‘Ruimte voor ruimte-beleid’ geldt dat een substantiële<br />
NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003