02.09.2015 Views

Nieuwsbrief

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

StAB Jurisprudentietijdschrift 2003, 2

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

46 Milieu<br />

In artikel 6, vierde lid, is onder meer bepaald dat indien<br />

een plan of project, ondanks negatieve conclusies<br />

van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij<br />

ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende<br />

redenen van groot openbaar belang, met inbegrip<br />

van redenen van sociale of economische aard,<br />

toch moet worden gerealiseerd, de Lidstaat alle nodige<br />

compenserende maatregelen neemt om te waarborgen<br />

dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard<br />

blijft.<br />

Ingevolge artikel 7 komen de uit artikel 6, tweede,<br />

derde en vierde lid, voortvloeiende verplichtingen in<br />

de plaats van de verplichtingen die voortvloeien uit<br />

artikel 4, vierde lid, eerste zin, van de Vogelrichtlijn,<br />

voor wat betreft de speciale beschermingszones die<br />

overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van die richtlijn<br />

zijn aangewezen of bij analogie overeenkomstig artikel<br />

4, tweede lid, van die richtlijn zijn erkend, zulks<br />

vanaf de datum van toepassing van de onderhavige<br />

richtlijn, dan wel vanaf de datum van de aanwijzing<br />

of erkenning door een Lid-Staat overeenkomstig de<br />

Vogelrichtlijn, indien deze datum later valt.<br />

Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet<br />

1998 wijst de Minister van Landbouw,<br />

Natuurbeheer en Visserij gebieden aan ter uitvoering<br />

van verdragen of andere internationale<br />

verplichtingen met betrekking tot natuur- en landschapsbehoud,<br />

voorzover die verdragen of verplichtingen<br />

zulks met zich brengen. Ingevolge het tweede<br />

lid van dat artikel gaat een besluit als bedoeld in het<br />

eerste lid vergezeld van een kaart, waarop de begrenzing<br />

van het gebied nauwkeurig wordt aangegeven<br />

alsmede van een toelichting.<br />

Gebiedsbeschrijving Boezems Kinderdijk<br />

Het gebied Boezems Kinderdijk ligt in de provincie<br />

Zuid-Holland en behoort tot het grondgebied van de<br />

gemeenten Alblasserdam en Nieuw-Lekkerland. Het<br />

gebied bestaat uit riet- en zeggemoerassen, struweel,<br />

griend, boezemwateren en boezemkaden en beslaat<br />

een oppervlakte van ongeveer 340 hectare. Hiervan is<br />

175 hectare aangewezen als beschermd natuurmonument.<br />

Het gebied, gedeeltelijk in eigendom en beheer<br />

van het Hoogheemraadschap voor de Alblasserwaard<br />

en de Vijfheerenlanden en van Staatsbosbeheer, omvat<br />

de hoge boezems van de Nederwaard, de Overwaard<br />

en Nieuw-Lekkerland alsmede de aangrenzende delen<br />

van enkele boezemkanalen en polders.<br />

Algemene bezwaren tegen de aanwijzing<br />

Appellanten hebben in beroep algemene bezwaren<br />

aangevoerd tegen de aanwijzing van het gebied als<br />

SBZ, onder meer betreffende de gehanteerde selectieen<br />

begrenzingencriteria, de rechtsgevolgen van het<br />

aanwijzingsbesluit en het ontbreken van een nadeelcompensatieregeling.<br />

Bij uitspraak van heden, nr. 200201933/1, heeft<br />

de Afdeling uitspraak gedaan inzake het beroep van de<br />

KNJV en anderen en de Gors- en Ambachtsheerlijkheid<br />

van Zuid-Beijerland tegen de aanwijzing van het Haringvliet<br />

als speciale beschermingszone in de zin van<br />

artikel 4, eerste en tweede lid, van de Vogelrichtlijn.<br />

Hierbij is de Afdeling ingegaan op diverse beroepsgronden<br />

tegen het aanwijzingsbesluit in het algemeen.<br />

Onder de in die procedure aangevoerde beroepsgronden<br />

zijn naar het oordeel van de Afdeling tevens de in<br />

de voorliggende procedure aangevoerde algemene bezwaren<br />

van appellanten tegen het aanwijzingsbesluit te<br />

vatten. Daarom zal de Afdeling in het navolgende weergeven<br />

hetgeen ze in de genoemde uitspraak van heden<br />

onder het kopje ‘Algemene bezwaren tegen de aanwijzing’<br />

heeft overwogen (overwegingen 2.4 tot en met<br />

2.8.2 in die uitspraak):<br />

‘Algemene bezwaren tegen de aanwijzing’<br />

Appellanten sub 1 en sub 2 kunnen zich niet verenigen<br />

met de in het algemeen bij de aanwijzingsbesluiten gehanteerde<br />

selectie- en begrenzingencriteria. In dat<br />

kader voeren zij diverse beroepsgronden aan.<br />

De speciale beschermingszones zijn geselecteerd<br />

op basis van ornithologische (vogelkundige) criteria.<br />

Een gebied wordt in het kader van de Vogelrichtlijn als<br />

speciale beschermingszone (hierna: SBZ) geselecteerd,<br />

indien het gebied aan een aantal criteria voldoet.<br />

Nadat een gebied is geselecteerd, worden de grenzen<br />

daarvan bepaald. Bij de aanwijzing van gebieden als<br />

SBZ zijn de volgende selectiecriteria gehanteerd:<br />

1. In Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden vogelsoorten<br />

genoemd die bijzonder beschermingswaardig<br />

zijn (hierna: Bijlage I-soorten). De lijst is voor het<br />

laatst aangepast in 1997, en telt thans 181 soorten,<br />

waarvan er 44 voor Nederland van belang zijn.<br />

Van de gebieden waar een Bijlage I-soort volgens<br />

officiële vogeltellingen voorkomt, zijn de vijf gebieden<br />

geselecteerd met de hoogste aantallen van die<br />

soort, tenzij in het desbetreffende gebied minder<br />

dan twee broedparen of vijf exemplaren van die<br />

NIEUWSBRIEF StAB 2 / 2003

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!