EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMOCRATISCHE MENSBEELDzelf niet aan onze eigen haren uit het moeras trekken. Tegelijk kunnen we ook nietmeer terugvallen op een vanzelfsprekend referentiepunt buiten onszelf. Waardigheidis een ideaal dat we zelf steeds opnieuw weer inhoud moeten geven. Dit betekentniet per definitie een relativisme en sub<strong>je</strong>ctivisme <strong>waar</strong>in elke mening altijd enoveral evenveel <strong>waar</strong>d is en <strong>waar</strong>in we steeds opnieuw over alles in discussie moeten(over de gelijk<strong>waar</strong>digheid van mannen en vrouwen bijvoorbeeld, of de erkenningvan homoseksualiteit). Wij verdedigen de opvatting dat een democratische rechtsstaatbepaalde kern<strong>waar</strong>den centraal moet stellen als verworvenheden <strong>waar</strong>aan nietgetornd mag worden. Bijvoorbeeld de <strong>waar</strong>digheid van elk mens als mens, de onverenigbaarheidvan dwang en geloof en levensovertuiging, de gelijk<strong>waar</strong>digheid vanmensen voor de wet, ongeacht geslacht, seksuele geaardheid, religie, enzovoort. 30Daarmee erkennen we dus een zekere voorgegevenheid van moraal, <strong>waar</strong>aan onzedemocratische rechtsstaat is gebonden.Dat wil niet zeggen dat de westerse cultuur een homogeen geheel is, zoalsdoor voorstanders van de westerse cultuur als Leitkultur nogal eens wordt gesuggereerd.Culturen zijn voortdurend in beweging en worden gekenmerkt door breuklijnenen tegenstrijdigheden, door centrale, samenbindende ideeën en centrifugalekrachten. Het zijn geen afgeronde gehelen, maar de uitkomsten van met elkaarverweven – en soms botsende – <strong>waar</strong>den, inzichten, gewoonten en tradities, kortomeen wisselend ‘repertoire’ van manieren van leven en samenleven. 31 Als we bepaaldeverworvenheden van de westerse cultuur als ‘kern<strong>waar</strong>den’ normatief stellen kandat alleen als we ons bewust zijn van de voortgaande historische ontwikkeling daarvanen van de ambiguïteiten in die ontwikkeling. Daarop komen we in het volgendehoofdstuk nog uitgebreid terug.Die voorgegeven <strong>waar</strong>digheid vraagt dus voortdurende reflectie en herinterpretatievanuit de bronnen <strong>waar</strong>uit die verworvenheden zijn voortgekomen. Al washet maar omdat die <strong>waar</strong>digheid steeds door menselijk handelen verwerkelijkt moetworden. Kort samengevat: het uitgangspunt van de <strong>waar</strong>digheid van elk mens iseen norm die we erkennen en tegelijk een ideaal dat we gaandeweg steeds weeropnieuw inhoud geven.De generalisering en individualisering van <strong>waar</strong>digheidDe feeën die op kraamvisite kwamen bij de geboorte van onze moderne wereldwensten de pasgeborene individuele vrijheid, sociale rechtvaardigheid en welvaart.Vrijheid en rechtvaardigheid zijn kern<strong>waar</strong>den die het moderne denken over menselijke<strong>waar</strong>digheid heb<strong>ben</strong> bepaald. Dat wordt duidelijk als we ‘de’ hedendaagse30 | Zie Wetenschappelijk Instituut voor het <strong>CDA</strong>, Investeren in integratie: reflecties rondomdiversiteit en gemeenschappelijkheid, Den Haag 2003, pp.38-48.31 | Zie André Droogers, ‘Cultuur als repertoire: Schema’s maken en breken’, Cultuur maken,cultuur breken: essays voor Hans Tennekes over mogelijkheden en onmogelijkheden vaninvloed op cultuurverandering, eds. Edien Bartels, Anton van Harskamp & Harry Wels,Delft 2001, pp.129-142.31
MENS, WAAR BEN JE?Westerling tegenover ‘de’ Middeleeuwer plaatsen. 32 Voor de Middeleeuwer had<strong>waar</strong>digheid vooral te maken met eer die bewezen moest worden en met de plichtdie hoorde bij <strong>je</strong> <strong>waar</strong>digheid. Waardigheid wees vooral naar de status van hoog<strong>waar</strong>digheidsbekleders.De basis van de ‘eer’ die een mens toekwam was wezenlijkverbonden met sociale ongelijkheid. 33 De één kreeg meer eer dan de ander, niet opbasis van verdiensten, maar op grond van sociale positie en afkomst.Dat zien we bijvoorbeeld terug in Shakespeares toneelstuk King Lear. KoningLear doet afstand van zijn troon ten gunste van zijn dochters. Hij voelt zich na zijntroonsafstand voortdurend in zijn eer aangetast, omdat die dochters bezuinigen ophet laatste dat zijn koninklijke status nog bevestigt: zijn stoet ridders. Hem los vanzijn stand (dus als ‘mens’ op zich) behandelen, als één van de velen, is hem on<strong>waar</strong>digbehandelen. 34 De middeleeuwse cultuur <strong>waar</strong>in Lear (en Shakespeare) leefdewas uit rangen en standen opgebouwd, een orde die door de kerk grotendeels werdgelegitimeerd. Voor God was iedereen gelijk, maar God had elk mens wel een eigenplaats in de sociale orde gegeven.Het verschil tussen de moderne mens en die uit de tijd van koning Lear isgroot. Niet alle verschillen zijn uitgewist, maar het referentiepunt is fundamenteelveranderd. Natuurlijk, ook de moderne mens heeft nog steeds ook een begrip van‘eer’ dat op ongelijkheid is gestoeld. Het lint<strong>je</strong> op z’n revers zou volstrekt betekenisloosworden als de koningin morgen iedere Nederlander per post een onderscheidingzou sturen. Ere wie ere toekomt. Maar als zijn ‘<strong>waar</strong>digheid’ in het geding komt zalhij er meestal juist wel op staan om als ‘mens’ te worden behandeld en wijzen opde fundamentele rechten die hem als mens toekomen: vrijheid, gelijkheid, recht oponderdak, enzovoort. Dit kunnen we, kort gezegd, de generalisering van <strong>waar</strong>digheidnoemen. Waardigheid heeft betrekking op alle mensen als mens, ongeacht afkomst,rang of stand.Voor de Middeleeuwer gold verder dat zijn eigen ‘<strong>waar</strong>digheid’ direct in hetverlengde lag van zijn relaties tot anderen. De eer en <strong>waar</strong>digheid van de ridderlagen besloten in de trouw die hij betoonde aan zijn leenheer en zijn verwanten. RidderRoelant – van het Middeleeuwse Roelantslied – zingt: ‘Al mijn verwanten wil iksteunen. Daarvan brengt geen sterveling me af. Ik sterf liever dan dat mij dat wordtverweten.’ 35 Eerbesef – daarmee is Roelant in één woord gekarakteriseerd. Maardit eerbesef is het eerbesef van zijn stand, niet dat van het vri<strong>je</strong> autonome zelfontplooide‘individu’ Roelant. Anders gezegd, de <strong>waar</strong>digheid van ridder Roelant waswelis<strong>waar</strong> persoonsgebonden (de eer kwam hem toe, niet zijn schildknaap), maarwie (of beter: wat) hij als ‘persoon’ was, lag verankerd in zijn sociale positie en in32 | Vgl. Carl C. Rohde, Het vertoog van <strong>waar</strong>digheid: een cultuur-sociologische studie naarhet dierbare en verhevene in de westerse samenleving, Amsterdam 1997.33 | Vgl. Charles Taylor, The ethics of authenticity, Cambridge 1991, p.45.34 | Vgl. Michael Ignatieff, The needs of strangers, London 1990, pp.25-53.35 | Het voorbeeld komt uit: Carl C. Rohde, Het vertoog van <strong>waar</strong>digheid: een cultuur-sociologischestudie naar het dierbare en verhevene in de westerse samenleving, Amsterdam1997, p.4.32
- Page 1 and 2: MENS, WAAR BEN JE?EEN VERKENNING VA
- Page 3 and 4: Publicatie van het Wetenschappelijk
- Page 6 and 7: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 8: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 11 and 12: MENS, WAAR BEN JE?De Amerikaanse so
- Page 13 and 14: MENS, WAAR BEN JE?zit een sterk ver
- Page 15 and 16: MENS, WAAR BEN JE?Daar ligt het bel
- Page 17 and 18: MENS, WAAR BEN JE?Verdelingsvraagst
- Page 19 and 20: MENS, WAAR BEN JE?op de elementaire
- Page 22 and 23: 2Ideaal en praktijk
- Page 24 and 25: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 26 and 27: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 28 and 29: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 30 and 31: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 34 and 35: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 36 and 37: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 40 and 41: 3Beeld van God
- Page 42 and 43: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 44 and 45: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 46 and 47: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 48 and 49: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 50 and 51: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 52 and 53: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 54 and 55: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 56 and 57: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 58: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 61 and 62: MENS, WAAR BEN JE?Gelijke monniken,
- Page 63 and 64: MENS, WAAR BEN JE?Minimale en maxim
- Page 65 and 66: MENS, WAAR BEN JE?Gelijk aan wie?Om
- Page 67 and 68: MENS, WAAR BEN JE?Waardigheid ligt
- Page 69 and 70: MENS, WAAR BEN JE?hierboven beschre
- Page 71 and 72: MENS, WAAR BEN JE?beide en het heef
- Page 73 and 74: MENS, WAAR BEN JE?tweede betekent r
- Page 75 and 76: MENS, WAAR BEN JE?de werkers die te
- Page 78 and 79: 5Vrijheid
- Page 80 and 81: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 82 and 83:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 84 and 85:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 86 and 87:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 88 and 89:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 90 and 91:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 92 and 93:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 94 and 95:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 98 and 99:
6Samenvatting envooruitblik
- Page 100 and 101:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 102 and 103:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 104 and 105:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 106 and 107:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 108 and 109:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 110 and 111:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 112 and 113:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 114 and 115:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 116 and 117:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 118 and 119:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 120 and 121:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 122:
Een belangrijk inzicht in de christ