11.07.2015 Views

Mens, waar ben je? - CDA

Mens, waar ben je? - CDA

Mens, waar ben je? - CDA

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMOCRATISCHE MENSBEELDAchter die <strong>waar</strong>den die bewust of onbewust meespelen zitten mensbeelden.Gelijk<strong>waar</strong>digheid, zeiden we, is deel gaan uitmaken van onze definitie van menszijn.In premoderne samenlevingen werd het nauwelijks als probleem gezien datiemand van hoge komaf vanzelfsprekend meer status had en meer eer toekwamdan iemand van lage komaf. We zien natuurlijk dat er vele en grote verschillen zijntussen mensen. Zonder die verschillen zouden mensen ook niet uniek zijn en geenpersoonlijkheid ontwikkelen. Om die reden moet er ook verscheidenheid kunnen zijn.Daarom moet gelijkheid ook niet het doel van overheidshandelen zijn. Integendeel:gelijke behandeling van overheidswege blijkt een voor<strong>waar</strong>de te zijn voor een maatschappelijkeruimte die mensen in staat stelt om verantwoordelijkheid te dragen,om naar eigen inzichten te leven en om zich geestelijk, moreel en emotioneel teontwikkelen.Toch weten we tegelijkertijd: in een bepaald, niet-empirisch, metafysischopzicht zijn we allemaal gelijk. Maar kan een zo algemeen en abstract beginsel vangelijk<strong>waar</strong>digheid recht doen aan de <strong>waar</strong>digheid van individuele mensen?OngelijkheidHeb<strong>ben</strong> we met een algemeen en abstract beginsel van gelijk<strong>waar</strong>digheid de menselijkemaat bepaald? Michael Ignatieff bespreekt deze vraag in een analyse vanShakespeares toneelstuk King Lear. 91 Op basis daarvan stelt hij vragen bij de liberaalhumanistischenotie van gelijk<strong>waar</strong>digheid die in onze samenleving vanzelfsprekenden dominant is. We geven ze hier kort weer (voor alle duidelijkheid, het gaat onshier niet om Ignatieffs interpretatie van King Lear op zich – daarover valt van alles tezeggen dat we nu achterwege laten).Koning Lear vroeg zich af wat hij nog voorstelde als hem al zijn koninklijke‘onderscheidingen’ – zijn gevolg, zijn stoet ridders – worden afgenomen. Teleurgesteldin de liefde van zijn dochters zwerft hij op een gegeven moment moederzielalleen als een bedelaar buiten de stad. Dat was niet het romantische platteland,maar (net als bijvoorbeeld in de Bijbelse gelijkenissen) de wildernis buiten debewoonde wereld, vluchtplaats voor bedelaars en bannelingen. Voor Shakespeareis dit no man’s land de wereld <strong>waar</strong> medelijden, sociale verplichtingen en gewoontesniet langer het menselijk verkeer bepalen. Het is de wereld van de ‘natuurlijke’mens, de naakte mens, zonder ‘gevolg’ en, voor Shakespeare, dus zonder <strong>waar</strong>digheiden respect. Hier – en alleen hier – heerst gelijk<strong>waar</strong>digheid, maar het is eengelijk<strong>waar</strong>digheid van verachting die geen mens kan verdragen. Lear, die net als alhet andere ‘uitschot’ voor zijn basale levensbehoeften is aangewezen op de goedgeefsheidvan anderen, stelt vast: een mensenleven is uiteindelijk zo goedkoop alsdat van een beest. Hij moet hopen dat ‘gemeenschappelijk mens-zijn’ reden genoegis voor een claim op de overvloed van anderen. Het enige gelijk<strong>waar</strong>dige, egalitaireis die claim: ieder mens heeft aanspraak op basale levensvoor<strong>waar</strong>den. Daarin verschiltde koning niet van de bedelaar. Maar eigenlijk ook niet van beesten.91 | Michael Ignatieff, The needs of strangers, London 1990.65

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!