EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMOCRATISCHE MENSBEELDvoor authenticiteit bij nadere beschouwing niet juist een aanpassing aan de heersendemoraal?Het verschil met de traditionele instituties is echter dat deze vorm van institutionaliseringnauwelijks aanknopingspunten biedt om <strong>je</strong>zelf te ontwikkelen. Er wordt<strong>je</strong> alleen voorgehouden dat <strong>je</strong> het uit <strong>je</strong> zelf moet halen. Het gevolg is dat het vooralde eigen gevoelens en emoties zijn die zo steedsmeer de ultieme toetssteen worden voor ‘echtheid’(dat is volgens hen ook <strong>waar</strong> we anderenop afrekenen: publiek vertoon van emoties magniet alleen, het moet). Het is die druk van ‘<strong>je</strong>zelfmoeten zijn’ <strong>waar</strong> wij in dit hoofdstuk kanttekeningenbij plaatsen.Hoe authentiek is het om ‘<strong>je</strong>zelf tezijn’ als iedereen dat doet en vanelkaar verwacht?Origineel moeten zijnWaar het gaat om het ideaal van authenticiteit, zijn we kinderen van de Romantiek,met haar nadruk op beleving, identiteit en authenticiteit - meer dan van deachttiende-eeuwse Verlichting met haar rationalisme, universaliteit en redelijkheid.In het publieke debat wordt de Verlichting een belangrijke rol toegekend, maar erlijkt eerder sprake te zijn van ‘Romantiek in een Verlichtingsjas<strong>je</strong>’. 115 Taylor beschrijftin Een seculiere tijd onze cultuur van authenticiteit als:het begrijpen van het leven dat ontstaat tijdens het romantische expressivismeaan het einde van de achttiende eeuw: ieder van ons heeft zijn/haar eigen wijzeom onze menselijkheid te realiseren, en het is belangrijk die eigen levenswijze teontdekken en te realiseren, tegenover zwichten voor aanpassing aan een modeldat ons van buitenaf wordt opgelegd, door de samenleving, de vorige generatieof religieus of politiek gezag. 116Daarmee is deze paragraaf al heel kort samengevat.Lange tijd werd onze identiteit bepaald door onze plaats in de sociale orde. Natuurlijkwas er een besef van een ‘ik’, een ‘zelf’, maar dat was ingeweven in de concreterelaties, in de gemeenschap, in de maatschappelijke, religieuze en kosmische orde.Als ‘ik’ waren we deel van een groter geheel en dat ‘deel’ was niet zonder het groteregeheel te begrijpen. De doorbraak van de Verlichting had deels te maken methet verzet van opkomende burgerij dat zich in Duitsland met name richtte tegen deadel en in Frankrijk tegen de invloed van een oppermachtige kerk. De emancipatievan de burger van het gezag van kerk en adel vond haar filosofische neerslag in debekende definitie van Immanuel Kant: ‘het uittreden van de mens uit de onmondigheiddie hij aan zichzelf te wijten heeft’. Voor Kant was die onmondigheid vooraleen kwestie van gebrek aan moed. Vandaar dat hij aan toevoegde: sapere aude,115 | Procee, Henk, ‘Romantiek in een Verlichtingsjas<strong>je</strong>’, Trouw 24 december 2004.116 | Charles Taylor, Een seculiere tijd, Rotterdam 2009, p.627.81
MENS, WAAR BEN JE?ofwel: durf te denken. 117 Verlichting was dus vooral een denkbeweging, een ontwikkelingsproces,en zeker geen stadium dat wij na verloop van tijd bereiken, of <strong>waar</strong>we op een gegeven moment ‘doorheen zijn’. Kant zou zichzelf dat in elk geval nooitheb<strong>ben</strong> aangematigd en <strong>waar</strong>schijnlijk heb<strong>ben</strong> gegruwd van de oppervlakkigheidvan mensen die in naam van de Verlichting het ‘vri<strong>je</strong> woord’ verdedigen als ‘mogenzeggen wat <strong>je</strong> denkt’. Verlichting betekende zeker: <strong>je</strong>zelf zijn, niet gemuilkorfd doorwelk gezag dan ook. Maar ‘<strong>je</strong>zelf’ was bij Kant, en bij andere Verlichtingsfilosofen,gemunt in universele termen. Eigenlijk was er van ‘individualisering’ op zich noggeen sprake. Het individu werd aangesproken op zijn verantwoordelijkheid. ‘Jezelf’zijn’ hield in: <strong>je</strong> aan de universele wet houden die iedereen als redelijk wezen kankennen. Moraal moest dus niet opgelegd worden door bevoegd of onbevoegd gezag,maar zelf worden toegeëigend. Het echte verlichte individu is, kortom, de autonomemeester van zijn gevoelens en natuurlijke neigingen, die met zijn verstand de universelemorele wet volgt en zo naar zedelijke vervolmaking streeft.De negentiende-eeuwse Romantiek is deels een reactie op de Verlichting,vooral ook op het mensbeeld. De verschuiving van Verlichting naar Romantiek begintals in de loop van de achttiende eeuw onder filosofen – Jean-Jacques Rousseaumet name – de idee opkomt dat mensen wezens zijn met een ‘moreel zintuig’, eenintuïtief gevoel voor wat goed en kwaad is. 118 Het kennen van goed en kwaad is nietalleen een rationele afweging, maar ook een kwestie van het luisteren naar onzegevoelens. De moraal heeft een stem in ons innerlijk. Die stem, meende Rousseau,wordt maar al te vaak overstemd door onze – vaak sociaal aangemoedigde – hartstochten,die opspelen door onze afhankelijkheid van anderen, met name onze trots.Waar het hem om ging was het herstel van het authentieke morele contact met onszelf<strong>waar</strong>door we morele wezens worden. Eigenlijk dus nog steeds het Verlichtingsideaal,maar met veel meer nadruk op ons innerlijk ‘gevoel’ als bron van die moraal.Het z<strong>waar</strong>tepunt van deze nieuwe opvatting begon in loop van de tijd langzaam teverschuiven. Was de ‘innerlijke stem’ aanvankelijk vooral belangrijk omdat die onsvertelde wat juist was om te doen, langzamerhand krijgt dit contact met ons innerlijkeen onafhankelijke en eigen morele betekenis. Het wordt iets dat we moetenbereiken om ware en volmaakte mensen te zijn. Vooral de achttiende-eeuwse Duitsefilosoof Herder is van grote invloed geweest op dit ideaal: ieder mens heeft een oorspronkelijkemanier van mens-zijn, een eigen maat, <strong>waar</strong>naar hij op zoek moet. Hetis deze versie die zich, aldus Taylor en vele anderen, ‘diep in het moderne bewustzijngenesteld’ heeft. Er is een bepaalde manier van mens-zijn en dat is mijn manier.Mijn opgave, mijn roeping is het om mijn leven op die manier te leiden. Trouw zijntegenover <strong>je</strong>zelf krijgt daarmee een nieuwe betekenis: als ik niet word wat ik diepin mezelf <strong>ben</strong>, dan faal ik in wat mens-zijn voor mij persoonlijk betekent. Dit ideaalwerd versterkt door het principe van originaliteit. Ik <strong>ben</strong> volstrekt uniek. Niet alleen117 | Het gaat hier om de eerste alinea van: Immanuel Kant, ‘Beantwortung der Frage: Was istAufklärung?’ Berlinische Monatsschrift (1784) December, pp.481-494.118 | Charles Taylor, The ethics of authenticity, Cambridge, MA [etc.] 1991, p.46v.82
- Page 1 and 2:
MENS, WAAR BEN JE?EEN VERKENNING VA
- Page 3 and 4:
Publicatie van het Wetenschappelijk
- Page 6 and 7:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 8:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 11 and 12:
MENS, WAAR BEN JE?De Amerikaanse so
- Page 13 and 14:
MENS, WAAR BEN JE?zit een sterk ver
- Page 15 and 16:
MENS, WAAR BEN JE?Daar ligt het bel
- Page 17 and 18:
MENS, WAAR BEN JE?Verdelingsvraagst
- Page 19 and 20:
MENS, WAAR BEN JE?op de elementaire
- Page 22 and 23:
2Ideaal en praktijk
- Page 24 and 25:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 26 and 27:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 28 and 29:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 30 and 31:
EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 32 and 33: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 34 and 35: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 36 and 37: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 40 and 41: 3Beeld van God
- Page 42 and 43: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 44 and 45: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 46 and 47: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 48 and 49: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 50 and 51: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 52 and 53: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 54 and 55: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 56 and 57: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 58: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 61 and 62: MENS, WAAR BEN JE?Gelijke monniken,
- Page 63 and 64: MENS, WAAR BEN JE?Minimale en maxim
- Page 65 and 66: MENS, WAAR BEN JE?Gelijk aan wie?Om
- Page 67 and 68: MENS, WAAR BEN JE?Waardigheid ligt
- Page 69 and 70: MENS, WAAR BEN JE?hierboven beschre
- Page 71 and 72: MENS, WAAR BEN JE?beide en het heef
- Page 73 and 74: MENS, WAAR BEN JE?tweede betekent r
- Page 75 and 76: MENS, WAAR BEN JE?de werkers die te
- Page 78 and 79: 5Vrijheid
- Page 80 and 81: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 84 and 85: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 86 and 87: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 88 and 89: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 90 and 91: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 92 and 93: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 94 and 95: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 98 and 99: 6Samenvatting envooruitblik
- Page 100 and 101: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 102 and 103: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 104 and 105: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 106 and 107: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 108 and 109: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 110 and 111: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 112 and 113: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 114 and 115: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 116 and 117: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 118 and 119: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 120 and 121: EEN VERKENNING VAN HET CHRISTENDEMO
- Page 122: Een belangrijk inzicht in de christ