1986 JAARBOEK - Historisch Centrum Overijssel
1986 JAARBOEK - Historisch Centrum Overijssel
1986 JAARBOEK - Historisch Centrum Overijssel
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
"Eene reis naar het Oosten"<br />
Tegen het eind van zijn leven, in 1849, maakte Van Senden nog een<br />
grote gebeurtenis mee. Hierbij komt zijn ijdelheid duidelijk tot uiting.<br />
Laten we hemzelf hierover aan het woord:<br />
34<br />
"Hare Koninklijke Hoogheid, de Prinses Marianne der Nederlanden<br />
schrijft mij, dat zij het plan heeft, eene reis naar het Heilige<br />
Land te ondernemen. Ik was omtrent twintig jaren tevoren bij<br />
H.K.H, persoonlijk bekend geworden. Toen zij, de eenige en zoo<br />
algemeen geliefde dochter van den Eersten Willem, zich in het huwelijk<br />
verbond had ik van mijn gevoel doen blijken door eenige<br />
dichtregelen in het Hoogduitsch, welke met veel welgevallen door<br />
H.K.H, en Prins Albert werden opgenomen.<br />
Innig had ik meermalen gedeeld in de treurige wending van haar<br />
lot. Toen zij in het jaar 1847 zich te Voorburg vestigde en daar in<br />
stille afzondering leefde, was ik met de Vorstin in briefwisseling gekomen;<br />
het was vooral de Godsdienstige rigting van Haren Geest,<br />
welke die correspondentie onderhield. Meermalen mogt ik de eer<br />
hebben, van H.K.H, op haar buitenverblijf te bezoeken.<br />
Zoude het te verwonderen geweest zijn, wanneer ik er toe gekome<br />
ware om mijn antwoord op Hare mededeling van het grote reisplan<br />
hoofdzakelijk te doen bestaan in een verzoek van deel te mogen<br />
hebben aan dien togt? En toch, ik deed het niet, met geen woord<br />
zelfs gaf ik mijn hartsverlangen te kennen. Het was of eene stem tot<br />
mij sprak: "Laat alles over aan de hand, die u leidt".<br />
Eerst nadat er weken voorbij waren gegaan, vernam ik weder van<br />
de reis. Het was nu bij monde van de prinses zelve. Zij zegt dat zij<br />
mij begrepen heeft in haar plan; dat zij binnen 6 weken de reis wil<br />
aanvaarden; zij verzoekt mij, Haar als Geestelijke en Aardrijkskundige<br />
te vergezellen.<br />
Raadplegende en overleggende met het huisgezin en de gemeente,<br />
vindt men geene vrijheid, mij terug te houden. Tot eene goede<br />
voorziening in mijn predik- en herderlijk werk komen mij broederlijke<br />
welwillendheid en vriendschap tegemoet. Verlof om te gaan<br />
had ik aan niemand te vragen.<br />
En zie, de Voorzienigheid, welker kind ik ben, heeft deze schakel in<br />
mijn levensketen gelegd. Zoo gaf ik mij geheel over aan den Goddelijken<br />
leidsman; zijn dienaar wilde ik wezen ook daar, waar Hij<br />
mij, ten behoeve van eene ongelukkige Vorstin, ertoe mogt<br />
bestemd hebben, die te zijn. Zoo was ik gegaan, afscheid nemende<br />
..."