AFZ/97-0380 - Fiscus.fgov.be
AFZ/97-0380 - Fiscus.fgov.be
AFZ/97-0380 - Fiscus.fgov.be
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
ke clausule zou bijgevolg een hinderpaal vormen voor de vrijheid van vestiging die gewaarborgd is<br />
door het gemeenschapsrecht.<br />
296. Het HvJEG heeft overigens geoordeeld dat de noodzaak om <strong>be</strong>lastingontwijking of misbruiken<br />
te voorkomen een dwingende reden van algemeen <strong>be</strong>lang kan zijn die van aard is om een <strong>be</strong>perking<br />
van de fundamentele vrijheden te rechtvaardigen. Om te worden toegestaan moeten de<br />
regels die tot doel heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>lastingontwijking of misbruiken te voorkomen, evenredig zijn en moeten<br />
ze specifiek tot doel heb<strong>be</strong>n "zuiver kunstmatige constructies" te verhinderen. Op grond van<br />
deze rechtspraak kan een uitsluitingsmaatregel in principe niet zonder meer van toepassing zijn op<br />
een situatie waarin de meerderheid van de aandeelhouders van een vennootschap, om welke reden<br />
dan ook, buiten een overeenkomstsluitende Staat gevestigd blijkt. Het is daarentegen wèl gewettigd<br />
dat, geval per geval en op basis van feitelijke gegevens, rekening wordt gehouden met de onrechtmatige<br />
handelwijze van de <strong>be</strong>trokken personen om hun het recht op specifieke voordelen te<br />
ontzeggen (zie meer <strong>be</strong>paald het arrest van het HvJEG in de zaak C-196/04 Cadbury Schweppes).<br />
2<strong>97</strong>. Paragraaf 7 waarborgt dat uiteindelijk alleen een per individueel geval gevoerd onderzoek<br />
dat een misbruik aan het licht brengt, het verlies van de verdragsvoordelen op grond van artikel 21<br />
tot gevolg zal heb<strong>be</strong>n. Op die manier zijn de <strong>be</strong>palingen van artikel 21 niet tegenstrijdig met het<br />
gemeenschapsrecht.<br />
298. Om te voldoen aan de verplichtingen waartoe België zich heeft verbonden door lid te zijn van<br />
de Europese Unie (meer <strong>be</strong>paald, zijn verplichtingen aangaande de vrijheid van kapitaalverkeer<br />
tussen België en de Staten die geen lid zijn van de Europese Unie), mag de Belgische <strong>be</strong>lastingadministratie<br />
zich bij het weigeren van de voordelen waarin de Overeenkomst voorziet, niet <strong>be</strong>perken<br />
tot het motief dat een Amerikaanse inwoner niet voldoet aan de in paragrafen 1 tot 6 <strong>be</strong>paalde<br />
voorwaarden. Wanneer de Belgische <strong>be</strong>lastingadministratie een verdragsvoordeel wil weigeren op<br />
grond van artikel 21, moet ze bovendien onderzoeken of op basis van de feitelijke gegevens en van<br />
de omstandigheden die eigen zijn aan elk geval mag worden geoordeeld dat de oprichting, verwerving<br />
of instandhouding van een persoon en de uitoefening van zijn activiteiten als één van de<br />
voornaamste doelstellingen had de voordelen van de Overeenkomst te verkrijgen.<br />
299. Wanneer een controlekantoor (daaronder <strong>be</strong>grepen een dienst van de bijzondere <strong>be</strong>lastinginspectie)<br />
van plan is op grond van artikel 21 het verlenen van een verdragsvoordeel te weigeren,<br />
moet het een volledig dossier voorleggen aan de Belgische <strong>be</strong>voegde autoriteit die gemachtigd is<br />
om het verlenen van verdragsvoordelen te weigeren op grond van paragraaf 7 en bijgevolg om definitief<br />
het verlenen van verdragsvoordelen op grond van artikel 21 te weigeren. Een volledig dossier<br />
moet melding maken van de feitelijke gegevens en de omstandigheden eigen aan elk geval<br />
waaruit blijkt dat de <strong>be</strong>lastingplichtige de in paragrafen 2 tot 6 <strong>be</strong>paalde voorwaarden en de in paragraaf<br />
7 <strong>be</strong>paalde voorwaarden niet vervult.<br />
300. Overeenkomstig paragraaf 7 pleegt de Belgische <strong>be</strong>voegde autoriteit overleg met de Amerikaanse<br />
<strong>be</strong>voegde autoriteit alvorens zij op grond van artikel 21, paragraaf 7 al dan niet weigert om<br />
de voordelen van de Overeenkomst toe te kennen. Het gaat om een eenvoudige overlegprocedure<br />
en niet om een procedure van akkoord. Na afloop van de procedure <strong>be</strong>slist de Belgische <strong>be</strong>voegde<br />
autoriteit autonoom en op basis van de verschillende elementen van het dossier.<br />
301. De Belgische <strong>be</strong>voegde autoriteit is de Minister van Financiën of zijn <strong>be</strong>voegde vertegenwoordiger,<br />
in dit geval wil dat zeggen de leider van de dienst III/1-Internationale <strong>be</strong>trekkingen van<br />
de Algemene Administratie van de fiscaliteit (AAF) (zie lijst van contactpersonen als bijlage II).<br />
302. Hoewel de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB) geen <strong>be</strong>voegde autoriteit is voor de andere<br />
<strong>be</strong>palingen van de Overeenkomst, is deze dienst toch gerechtigd om zich uit te spreken inzake<br />
een vraag aangaande de toepassing van artikel 21, paragraaf 7 op een specifieke situatie of transactie<br />
die op fiscaal vlak nog geen gevolgen heeft gehad. Dat impliceert het volgende:<br />
▪ Wanneer de DVB meent dat overeenkomstig artikel 21 niet mag worden geweigerd<br />
een <strong>be</strong>lastingvrijstelling of -vermindering te verlenen die krachtens andere verdrags<strong>be</strong>palingen<br />
in België van toepassing is, is zijn voorafgaande <strong>be</strong>slissing bindend voor de<br />
Federale Overheidsdienst Financiën overeenkomstig de voorwaarden en grenzen <strong>be</strong>paald<br />
in de wet van 24 decem<strong>be</strong>r 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake<br />
inkomsten<strong>be</strong>lastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande <strong>be</strong>slissingen<br />
in fiscale zaken.<br />
▪ Wanneer de DVB ertoe gebracht wordt te oordelen dat een <strong>be</strong>lastingvrijstelling of een<br />
<strong>be</strong>lastingvermindering niet mag worden verleend op grond van artikel 21, paragraaf 7,