Wat scholen vermogen - Onderwijsraad
Wat scholen vermogen - Onderwijsraad
Wat scholen vermogen - Onderwijsraad
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
sponsor genoemd en kan een schooldistrictsbestuur, de staat of een andere instantie zijn. Andere<br />
instanties dan het schoolbestuur zijn bijvoorbeeld een openbare universiteit, een intermediair<br />
orgaan tussen staat en district, of een speciaal voor charter schools in het leven geroepen autoriserende<br />
instantie. School en sponsor gaan het charter voor een aantal jaren aan, daarna wordt geëvalueerd.<br />
Het afleggen van verantwoording gebeurt onder meer op basis van het gevoerde (financieel)<br />
management en de gestelde doelen wat betreft de leerprestaties. Wanneer een school niet<br />
voldoet, wordt het charter niet verlengd en moet de school dus sluiten.<br />
Charter schools zijn zeer autonoom. Ze zijn vrijgesteld van allerlei regelgeving waar traditionele<br />
openbare <strong>scholen</strong> onder vallen en bepalen zelf de invulling en vormgeving van het onderwijsprogramma,<br />
beslissen zelf over hun budget, zorgen zelf voor hun staf, huren extern bepaalde deskundigheden<br />
in (‘outsourcing’) et cetera. In combinatie met de verantwoordingsplicht is hier dus<br />
duidelijk sprake van een verschuiving van processturing naar outputsturing. Charter schools ontvangen<br />
wel het overheidsgeld dat ze zouden krijgen wanneer ze een traditionele openbare school<br />
zouden zijn. Een deel van de charterschools ontvangt naast overheidsmiddelen ook privaat geld.<br />
Die private investeringen blijken echter erg gevoelig voor conjunctuurschommelingen. De bereidheid<br />
van ondernemers om te investeren in onderwijs nam aanvankelijk een hoge vlucht, maar<br />
neemt onder druk van de recessie in de VS weer af (Walsh, 2001).<br />
Charter schools zijn primair als institutionele innovatie bedoeld. Charter schools kunnen samengaan<br />
met onderwijsinhoudelijke innovatie en deze ook stimuleren, maar dat is niet de eerste<br />
insteek. <strong>Wat</strong> betreft de inrichting van de schoolorganisatie en het onderwijs - en met name op het<br />
vlak van de lesprogramma’s - blijken er grote verschillen te zijn tussen charter schools en traditionele<br />
<strong>scholen</strong>. Hiermee lijken charter schools goede instrumenten voor onderwijskundige innovaties.<br />
Net als bij het realiseren van kleinschaligheid binnen de school ligt de verantwoordelijkheid<br />
voor het gezamenlijk werken aan onderwijsvernieuwingen vooral bij de <strong>scholen</strong> zelf.<br />
Onderwijsvernieuwing wordt momenteel te weinig gezien als iets dat vanuit de lerarengroepen<br />
zelf komt. Groepen leraren die vernieuwingen initiëren en doorzetten zijn echter<br />
het zout in de pap, de gist in het brood. De school, veldorganisaties en het overheidsbeleid<br />
moeten hen daartoe ruimte bieden en aanmoedigen.<br />
5.3 Conclusies<br />
In dit hoofdstuk is eerst beschreven hoe het lerarenbeleid en het personeelsbeleid zich in<br />
algemene zin ontwikkelen. Ook is beschreven hoe de verbindingen tussen de verschillende<br />
lagen en functies in de school onder druk staan, evenals ‘de menselijke maat.’<br />
De raad vindt het belangrijk dat negatieve effecten van deregulering en autonomievergroting<br />
in de zin van een te ver doorschietende interne regulering wordt tegengegaan. Om<br />
dit te realiseren zijn verschillende instrumenten beschikbaar. Het ingezette lerarenbeleid<br />
maakt daar deel van uit en zou volgens de raad aangevuld moeten worden met de wettelijke<br />
mogelijkheid tot inzet van uitzendkrachten als leraar, met inachtneming van de<br />
bevoegdheidsvereisten. Naast het instrument om als school leraren expliciet gelegenheid<br />
te geven om hun bekwaamheid op peil te houden en te ontwikkelen, zijn verder intervisie,<br />
beroepsstandaarden voor leraren, betrokkenheid van leraren bij de besluitvorming,<br />
interne kleinschaligheid en gezamenlijk werken aan onderwijsvernieuwingen als instrumenten<br />
besproken. Volgens de raad hebben dergelijke instrumenten een direct effect op<br />
de professionaliteit van leraren en de interne organisatie. Tevens maken ze het leraar-<br />
<strong>Wat</strong> <strong>scholen</strong> <strong>vermogen</strong><br />
63