Wat scholen vermogen - Onderwijsraad
Wat scholen vermogen - Onderwijsraad
Wat scholen vermogen - Onderwijsraad
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
6.2.2 SAMENWERKING<br />
Samenwerking kan een alternatief zijn voor schaalvergroting via fusie, maar er zijn ook<br />
risico’s aan verbonden in die zin dat de autonomie van <strong>scholen</strong> in het gedrang kan<br />
komen. Cruciaal is dus dat de school in principe als centrale actor de regie heeft over<br />
‘waartoe, met wie en hoe’.<br />
In hoofdstuk 2 is op de dilemma’s van overheidssturing enerzijds en autonomie van <strong>scholen</strong><br />
anderzijds ingegaan. Daarbij is de rol van zowel de rijks- als de gemeentelijke overheid<br />
aan de orde gekomen. <strong>Wat</strong> de rijksoverheid betreft gaat het om sturing in verband<br />
met de haar toegedachte kerntaken. Waar het gaat om de positie van de lokale overheid<br />
kan worden opgemerkt dat deze, naast de <strong>scholen</strong>, op bepaalde vlakken ook een regierol<br />
heeft. Te denken valt aan haar sturingsverantwoordelijkheid op het terrein van de huisvesting<br />
en het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Het volgende praktijkvoorbeeld<br />
op het gebied van de huisvesting is illustratief voor het gesignaleerde spanningsrisico.<br />
In een gemeente wordt besloten een schoolgebouw af te breken. Vervolgens ontstaat een discussie<br />
over de wijze waarop wordt omgegaan met de opbrengst van de verkoop van de grond. Het<br />
schoolbestuur geeft prioriteit aan het verbeteren van schoolgebouwen en ziet daarom het liefst dat<br />
de middelen worden geherinvesteerd in het onderwijs. Echter, de gemeente kan (uitgaande van<br />
een gerealiseerde adequate onderwijshuisvesting) als eigenaar van de grond besluiten de middelen<br />
inzetten ten gunste van een andere maatschappelijke sector, bijvoorbeeld een nieuw centrum voor<br />
gezondheidszorg of een buurthuis.<br />
Door samenwerking met externen kan een school (via een inhoudelijke weg) krachten<br />
bundelen zonder tot fusie te hoeven overgaan. Een nadeel van bepaalde vormen van<br />
samenwerking is dat ze vaak financieel minder aantrekkelijk zijn dan fusie, omdat fusie<br />
vaak met financiële prikkels wordt gestimuleerd. In dat verband beveelt de raad aan om<br />
als rijksoverheid samenwerkingsvormen financieel te ondersteunen, op een vergelijkbare<br />
wijze als bij de bestuurlijke krachtenbundeling.<br />
Samenwerking die van bovenaf is opgelegd en/of via financiële regelingen wordt ‘uitgelokt’<br />
verloopt soms stroef en niet altijd wordt het doel bereikt. Vaak domineert de structuur<br />
boven de inhoud. Beter is het wanneer samenwerking ‘spontaan’ ontstaat rond<br />
inhoudelijke thema’s. De vormgeving van een verband zou daarop moeten volgen (en bij<br />
passen) en niet vooraf gaan aan de inhoud. Samenwerking die in dit verband door de<br />
<strong>scholen</strong> zelf gezocht en aangegaan wordt, heeft een meer dynamisch karakter. Wanneer<br />
vervolgens in de praktijk blijkt dat het aangegane verband niet de beoogde functie heeft,<br />
vervalt het bestaansrecht van het aangegane verband en zal de samenwerking stoppen.<br />
Volgens de raad is het niet aan de orde om bij samenwerking een bepaalde inhoudelijke<br />
component te verplichten. Bij gedwongen of uitgelokte samenwerking zou de samenwerkingspartners<br />
de tijd gegund moeten worden om de inhoudelijke component in te vullen.<br />
Een andere constatering is dat de regio’s van grote schoolbesturen, samenwerkende<br />
besturen, samenwerkingsverbanden WSNS en vo-vso, lokaal onderwijsbeleid en dergelijke<br />
elkaar steeds meer overlappen. Voor <strong>scholen</strong> is het lastig om telkens aan verschillende<br />
overlegtafels te zitten, dat levert een ‘bestuurlijke drukte’ op die bij een andere regionale<br />
<strong>Wat</strong> <strong>scholen</strong> <strong>vermogen</strong><br />
79