Wat scholen vermogen - Onderwijsraad
Wat scholen vermogen - Onderwijsraad
Wat scholen vermogen - Onderwijsraad
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
hebben betrekking op het voorkómen van ongewenste effecten (bestuurlijke versnippering,<br />
verlies aan solidariteit en oneigenlijk gebruik) en in dat verband op het regelen van<br />
de communicatie tussen initiatiefnemers en bestuur en het proces van besluitvorming.<br />
De raad merkt daarover het volgende op.<br />
Een proces van ontwikkeling van een eigen onderwijsconcept kent altijd twee betrokken<br />
instanties, namelijk de instantie die het eigen concept wil ontwikkelen (de school) en de<br />
instantie van waaruit die conceptontwikkeling plaatsvindt (het bestuur). Beide dienen<br />
zich in het proces aan een aantal spelregels te houden. Dit geheel van spelregels zal<br />
nader moeten worden uitgewerkt, maar betreffen in ieder geval de volgende punten:<br />
• De conceptontwikkelende instantie omvat de initiatiefnemende groep leraren en<br />
management.<br />
• De conceptontwikkelende instantie heeft een concept (project, programma) dat<br />
voldoende ouders en deelnemers aanspreekt.<br />
• Het draagvlak bij leraren, ouders en deelnemers komt mede tot uitdrukking in<br />
het draagvlak bij beide geledingen van de medezeggenschapsraad.<br />
• Er is een duidelijk beeld van oorsprong en kenmerken van het initiatief in de<br />
zin dat duidelijk is dat geen oneigenlijke argumenten aan de orde zijn.<br />
• Duidelijk is welke variant de conceptontwikkeling beoogt c.q. welke stappen<br />
naar bepaalde varianten worden beoogd.<br />
• De conceptontwikkelende instantie heeft een bedrijfsplan.<br />
• De medezeggenschapsraad dient namens de betrokkenen het plan voor de<br />
conceptontwikkelende instantie in bij het bestuur (art.5, lid 2 WMO 1992).<br />
• Het schoolbestuur reageert binnen de vastgestelde termijn van 3 maanden<br />
gemotiveerd op het voorstel van de medezeggenschapsraad. Vanaf dit punt<br />
zijn er twee varianten:<br />
• Het schoolbestuur ondersteunt het initiatief, er is daar een duidelijk draagvlak<br />
en er zijn middelen beschikbaar om uitwerking te geven aan het bedrijfsplan;<br />
• Steun en draagvlak vanuit het bestuur ontbreken, leidend tot een weigering om<br />
het voorstel van de medezeggenschapsraad over te nemen. Dit punt wordt<br />
hieronder nader uitgewerkt.<br />
• In het geval bij het initiatief een andere bestuur is betrokken dan het eigen<br />
bestuur, geldt het voorgaande ook voor dat andere bestuur.<br />
In de genoemde situatie waarin het bestuur het initiatief niet ondersteunt en het voorstel<br />
van de medezeggenschapsraad niet overneemt, dient tegen deze weigering beroep open<br />
te staan bij de geschillencommissie (daartoe zal wetswijziging vereist zijn). Deze commissie<br />
beoordeelt of het bevoegd gezag in redelijkheid heeft kunnen beslissen het voorstel<br />
tot verzelfstandiging niet over te nemen. Genoemde redelijkheidsmaatstaf laat het<br />
primaat van het bevoegd gezag grotendeels intact. Tegelijkertijd wordt van het bevoegd<br />
gezag gevergd dat het serieus ingaat op het voorstel van de medezeggenschapsraad. Is<br />
dit voorstel zinvol en levenskrachtig (een duidelijke onderwijskundige visie, initiatief of<br />
tenminste instemming van de schoolleiding, langetermijnperspectieven), is voldaan aan<br />
noodzakelijke condities (financieel-economische randvoorwaarden, continuïteit voor personeel<br />
en leerlingen, een bestuur (al dan niet hiervoor opgericht)), en komt het bevoegd<br />
gezag niet met zinvolle alternatieven, dan is het denkbaar dat geoordeeld moet worden<br />
dat de wens tot verzelfstandiging (overdracht naar een ander bestuur) in redelijkheid niet<br />
gefrustreerd mag worden. Hoe zelden dat vermoedelijk ook het geval zal zijn, ook in<br />
andere gevallen zal een initiatief van de school (de medezeggenschapsraad) fungeren als<br />
84 <strong>Onderwijsraad</strong>, januari 2002