Kroniek van een halve eeuw Belgische Ontwikkelingssamenwerking
Kroniek van een halve eeuw Belgische Ontwikkelingssamenwerking
Kroniek van een halve eeuw Belgische Ontwikkelingssamenwerking
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Ten slotte moeten we de militaire ontwikkelingswerkers nog noemen. Zij vallen<br />
onder het <strong>Belgische</strong> ministerie <strong>van</strong> Defensie en zijn all<strong>een</strong> in Congo, Rwanda<br />
en Burundi actief geweest in de opleiding en de logistiek. De grootte <strong>van</strong> deze<br />
groep varieert sterk naargelang de periode en de toestand <strong>van</strong> de bilaterale<br />
betrekkingen: na <strong>van</strong> de Congocrisis (1960-1965), toen er 400 medewerkers<br />
waren, werd het maximum bereikt in 1970 met 280 teams verspreid over de<br />
drie landen. De militaire ontwikkelingssamenwerking werd in 1972 afgeschaft<br />
in Burundi en in de jaren ’90 in Zaïre en Rwanda, maar wordt nu hervat in<br />
deze en in andere landen, maar eerder in de vorm <strong>van</strong> korte en middellange<br />
missies dan als permanente aanwezigheid en bij voorkeur in <strong>een</strong><br />
internationaal kader.<br />
Het personeelsbestand <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking<br />
Wat het personeel betreft dat rechtstreeks door de overheid wordt<br />
aangeworven, waren er tussen 1960 en 2000 zo'n 8000 tot 9000<br />
ontwikkelingswerkers actief. Iets meer dan <strong>een</strong> kwart <strong>van</strong> hen zijn ambtenaren<br />
die deel hebben uitgemaakt <strong>van</strong> het koloniaal bestuur in Congo en Rwanda-<br />
Urundi. Vanaf 1961 kwamen er nieuwe medewerkers bij, vooral jonge<br />
afgestudeerden, omdat heel wat ambtenaren <strong>van</strong> de administratie <strong>van</strong> Afrika<br />
waren vertrokken. Er werden toen massaal mensen aangeworven, 300 per<br />
jaar tot in 1966, vooral leerkrachten. Velen werden aangenomen voor <strong>een</strong><br />
periode <strong>van</strong> drie jaar, de minimale duur om vrijgesteld te kunnen worden <strong>van</strong><br />
militaire dienst. Toch bleef de meerderheid <strong>van</strong> hen langer dan drie jaar ter<br />
plaatse. Pensionering, vrijwillig vertrek, personeelsinkrimping en nieuwe<br />
behoeften aan deskundigen leidden tot grote verplaatsingen <strong>van</strong> personeel.<br />
Het statistische jaarboek <strong>van</strong> het personeel in de ontwikkelingssamenwerking<br />
telt tussen 1973 en 1999 2147 aanwervingen, terwijl 4443 ambtenaren<br />
vertrekken; dit zijn voor het grootste deel voormalige ambtenaren <strong>van</strong> de<br />
administratie <strong>van</strong> Afrika, die aan het einde <strong>van</strong> hun carrière waren gekomen.<br />
Het personeelsverloop binnen deze twee grote groepen, de ontwikkelingswerkers<br />
en de medewerkers <strong>van</strong> ngo’s, is interessant en laat <strong>een</strong> duidelijk<br />
uit<strong>een</strong>lopende beweging zien.<br />
De eerste groep bereikt in 1963 zijn hoogste personeelsbezetting: 2543<br />
ambtenaren die rechtstreeks door de overheid worden betaald. Daarna volgt<br />
<strong>een</strong> langzame daling en tussen 1990 en 1995 lijkt de groep wel te verdwijnen<br />
als gevolg <strong>van</strong> het bijna stopzetten <strong>van</strong> de ontwikkelingssamenwerking met<br />
Zaïre, Rwanda en Burundi: in 1996 zijn er nog maar 228 ambtenaren over. De<br />
daling <strong>van</strong> het aantal personeelsleden raakt vooral de leerkrachten, die<br />
geleidelijk aan worden ver<strong>van</strong>gen door autochtone collega's. Deze afname<br />
<strong>van</strong> het personeel komt ook voort uit de veranderingen in het ontwikkelingsbeleid,<br />
dat steeds meer <strong>een</strong> beroep doet op de aanwezige lokale capaciteit en<br />
72