10.07.2015 Views

V28_Hoe_ongelijk_is_NL_volledig

V28_Hoe_ongelijk_is_NL_volledig

V28_Hoe_ongelijk_is_NL_volledig

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

i n k o m e n s g e l i j k h e i d e n g r o e i 137in Davos, zag de toenemende inkomens<strong>ongelijk</strong>heid in 2013 als een groot mondiaalr<strong>is</strong>ico: een zorg die werd herhaald tijdens de meest recente bijeenkomt van hetwef, begin 2014.Aangezien de afgelopen decennia niet veel onderzoek <strong>is</strong> gedaan naar de relatie tusseninkomens<strong>ongelijk</strong>heid en groei, <strong>is</strong> het niet verrassend dat hier op dit momentnog weinig onomstreden eenduidige onderzoeksresultaten over zijn. Dat hogeretopinkomens vanzelf naar beneden doorwerken, de fameuze trickle down-benadering,wordt nog maar weinig betoogd. En van de suggestie dat grotere <strong>ongelijk</strong>heidvan inkomens of vermogen goed <strong>is</strong> voor groei, wordt sinds het uitbreken van definanciële cr<strong>is</strong><strong>is</strong> in 2008 ook niet veel meer vernomen. Maar over de complexevraag hoe <strong>ongelijk</strong>heid en groei dan wel op elkaar inwerken, bestaat (nog) geenconsensus.Steeds vaker valt wel te horen dat de grotere of toegenomen <strong>ongelijk</strong>heid van inkomens,waar vooral de bovenste 10 of 1 procent (of 0,1 procent) van profiteert, slecht<strong>is</strong> voor de econom<strong>is</strong>che groei. Er <strong>is</strong> inmiddels een aantal mechan<strong>is</strong>men geïdentificeerddie in die richting wijzen.(1) Onderconsumptie. Bij grotere <strong>ongelijk</strong>heid komt een omvangrijker deel van hetnationaal inkomen ten goede aan kapitaalbezitters en de ontvangers vanhogere inkomens, die daar een geringer deel van consumeren dan het merendeelvan de bevolking zou doen – zie hierboven. De vraag naar goederen endiensten schiet hierdoor te kort in verhouding tot het aanbod ervan, zodatsprake <strong>is</strong> van onderconsumptie. Hobson formuleerde in 1910 een theorie overonderconsumptie en de gevolgen daarvan voor econom<strong>is</strong>che cycli, en Keynes(1935) kwam in zijn befaamde General Theory met een antwoord op een tekortschietendegeaggregeerde vraag. Yglesias (2014) heeft de interessante hypothesedat grotere inkomens<strong>ongelijk</strong>heid slecht <strong>is</strong> voor innovatie, omdat meerinkomen aan luxe goederen en diensten wordt besteed: “The problem <strong>is</strong> thatwhen it comes to really high-end consumption, a huge amount of the valueproportion <strong>is</strong> positional in nature. It’s not about having a good boat, it’s abouthaving a bigger yacht than the ceo of one of your competitors.” En omdat veeltopinkomens, bijvoorbeeld in de omvangrijke financiële sector, flink kunnenfluctueren, <strong>is</strong> een mogelijke consequentie van de toename van luxe consumptieook dat de volatiliteit en de instabiliteit van de economie toenemen (zie bijvoorbeeldun 2013).(2) Private schulden. Omdat zij zien dat rijkere mensen meer (luxe) spullen kunnenkopen, willen mensen met een lager inkomen dat ook. Gaan zij daar vervolgenste veel voor lenen en kunnen ze die leningen niet meer aflossen ofmoeten ze deze met rente terugbetalen, dan remt dat hun uitgaven en dus degroei. Robert Frank (2001) wees hier aan het begin van de eeuw al op: “The

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!