10.07.2015 Views

V28_Hoe_ongelijk_is_NL_volledig

V28_Hoe_ongelijk_is_NL_volledig

V28_Hoe_ongelijk_is_NL_volledig

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

16 h o e o n g e l i j k i s n e d e r l a n d ?vermogen en de rest van de mensen heeft geen inkomen of vermogen) (Van den Brakel-Hofmans 2007). In de Gini-coëfficiënt tellen ontwikkelingen in het midden van de inkomensverdelingrelatief zwaar.De Theil-coëfficiënt wordt, net als de Gini-coëfficiënt, zeer veel gebruikt bij de beschrijving vaninkomens<strong>ongelijk</strong>heid, maar <strong>is</strong> door het onderliggende entropieconcept lastiger te interpreteren.De Theil-coëfficiënt <strong>is</strong> gelijk aan het gemiddelde van het logaritme van alle relatieve inkomensaandelen,gewogen met de inkomensaandelen. Bij een volkomen gelijke inkomensverdelinggeldt T=0, en als één persoon al het inkomen ontvangt <strong>is</strong> T gelijk aan ln(n), waarbij nde steekproefomvang <strong>is</strong> . De Theil-coëfficiënt kent dus geen vast maximum. De Theil-coëfficiëntreageert sterker op veranderingen in de staarten van de inkomensverdeling dan de Ginicoëfficiënt(Van den Brakel-Hofmans 2007).Hiernaast zijn er ratiomaten: eenvoudige <strong>ongelijk</strong>heidsmaten gebaseerd op ratio’s van inkomensaandelen.Voor inzicht in de ontwikkeling van de uitersten van de inkomensverdeling(waardoor het middensegment minder zichtbaar <strong>is</strong>) wordt vaak de ratio gebruikt van de hoogsteen de laagste 10 procent. Daarnaast worden decielverhoudingen, zoals de ratio van de inkomensaandelenvan het hoogste deciel (hoogste 10 procent) en de drie laagste decielen (laagste 30 procent),ook gebruikt als <strong>ongelijk</strong>heidsmaat. Ook het aandeel van de 50 procent laagste inkomensin de totale inkomenssom <strong>is</strong> een bekende <strong>ongelijk</strong>heidsmaat (Van den Brakel-Hofmans 2007).De laatste jaren wordt, mede onder invloed van de acties van Occupy Wall Street, ook vaker deratio van de bovenste 1 procent en de onderste 10 of 20 of 50 procent genomen.Inkomens<strong>ongelijk</strong>heid gemeten in termen van de Gini-coëfficiënt zegt vooral veelover het wel en wee rond het midden van de inkomensverdeling. De ontwikkelingvan deze index voor Nederland laat zien dat in het middensegment de inkomens<strong>ongelijk</strong>heidniet sterk groeit. Maar omdat de Gini-coëfficiënt een beperkt beeldlaat zien, worden de laatste jaren ook vaker andere <strong>ongelijk</strong>heidsmaten gebruikt.Want wat gebeurt er bijvoorbeeld aan de top en aan de onderkant van deinkomensverdeling? Als we dat willen weten, <strong>is</strong> het nodig om met ‘een anderemaat te meten’.Als we kijken naar het gemiddelde van de bovenste 10 procent versus het gemiddeldevan de onderste 10 procent van de inkomensverdeling, een andere veelgebruikte maat, dan zien we andere ontwikkelingen in Nederland. Sinds het eindevan de jaren negentig <strong>is</strong> de kloof tussen de hoogste en de laagste inkomensgroepenaanzienlijk gegroeid, zoals Salverda laat zien in hoofdstuk 2 (figuur 2.5). Terwijl deGini-coëfficiënt nagenoeg hetzelfde <strong>is</strong> gebleven, <strong>is</strong> het verschil tussen de top10 procent en de onderste 10 procent gestegen. De populaire samenvatting van deAmerikaanse situatie ‘de armen worden armer en de rijken worden rijker’ <strong>is</strong> dusook van toepassing op Nederland – evenals op andere Europese continentale landen(Dallinger 2013).

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!