10.07.2015 Views

V28_Hoe_ongelijk_is_NL_volledig

V28_Hoe_ongelijk_is_NL_volledig

V28_Hoe_ongelijk_is_NL_volledig

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

26 h o e o n g e l i j k i s n e d e r l a n d ?een plek in de samenleving. In een samenleving die steeds meer gericht <strong>is</strong> op‘elkaar de maat nemen’ – het vergelijken van elkaars prestaties en posities –, zorgteen hoge mate van inkomens<strong>ongelijk</strong>heid voor meer ‘sociale vergelijkingsangst’ enstress, meer gezondheidsproblemen en meer sociaal wantrouwen. Dit noemen zijde ‘social gradient’ van econom<strong>is</strong>che <strong>ongelijk</strong>heid. Om de gevolgen van grote<strong>ongelijk</strong>heid te begrijpen <strong>is</strong> het daarom beter om “apen te bestuderen in plaats vanMarx”, vertelt Wilkinson (hoofdstuk 5).Deze psychosociale theorie van <strong>ongelijk</strong>heidseffecten (zoals Van de Werfhorst hetnoemt) kan een ander licht werpen op de morele – filosof<strong>is</strong>che – benadering van<strong>ongelijk</strong>heid. Als filosoof Frankfurt bijvoorbeeld stelt dat econom<strong>is</strong>che <strong>ongelijk</strong>heidgeen probleem <strong>is</strong> zolang de onderkant van de samenleving maar een fatsoenlijkbestaan kan opbouwen, vergeet hij de ‘social gradient’. En als Rawls stelt dat deonderkant er ook op vooruit moet gaan wanneer de bovenkant het beter krijgt, kandaaraan worden toegevoegd dat de bandbreedte er blijkbaar ook toe doet. Daarnaastkan deze benadering m<strong>is</strong>schien bijdragen aan de meningsvorming van mensendie het nu beter hebben dan de rest. Een schevere verdeling van inkomen envermogen blijkt volgens de psychosociale benadering namelijk ook nadelig uit tepakken voor hen. Want ook de bovenkant van de inkomensladder heeft volgensWilkinson (hoofdstuk 5) bij groeiende inkomensverschillen meer last van stress,psych<strong>is</strong>che gezondheidsproblemen en sociaal wantrouwen.Op de bevindingen van Wilkinson en Pickett valt wel het een en ander af te dingen.Correlaties zijn nog geen causale relaties, en het verband kan ook omgekeerdzijn: gezondheidsverschillen bijvoorbeeld kunnen ook de oorzaak zijn in plaatsvan het gevolg van grotere econom<strong>is</strong>che <strong>ongelijk</strong>heid. Bovendien kunnen achterliggendeh<strong>is</strong>tor<strong>is</strong>che en culturele verklaringen leiden tot én minder <strong>ongelijk</strong>heidén minder sociale problemen. Van de Werfhorst gaat in op deze kritiek, op bas<strong>is</strong>van een grootschalige Europese vergelijking (hoofdstuk 6). Hierbij komt naarvoren dat veel – maar niet alle – van de door Wilkinson en Pickett geschetste gevolgenin ons deel van de wereld wel degelijk aan de orde zijn . Van de Werfhorsttoont bijvoorbeeld aan dat er inderdaad een verband bestaat tussen hogereinkomens<strong>ongelijk</strong>heid en lager sociaal vertrouwen. En dat verband geldt voor alleburgers, dus ook voor degenen die bovenaan de inkomenspiramide staan. Meereconom<strong>is</strong>che <strong>ongelijk</strong>heid vertaalt zich dus in meer sociale afstand en meer sociaalwantrouwen.Omgekeerd zijn ook positieve effecten denkbaar van inkomens<strong>ongelijk</strong>heid. H<strong>is</strong>tor<strong>is</strong>chen internationaal vergelijkend onderzoek (Corneo 2011) laat zien dat <strong>ongelijk</strong>heidsamenhangt met een sterke werkethiek. Oftewel: met sterkere individuelewerkwaarden. Hier <strong>is</strong> dus sprake van wat in economentaal een trade-off wordtgenoemd: individuele werkwaarden versus maatschappelijke waarden zoals eerlijkheid,altruïsme en sociaal vertrouwen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!