Vragen en Antwoorden - weblex.irisnet.be - Région de Bruxelles ...

72
Vragen en Antwoorden – Brussels Hoofdstedelijk Parlement – 15 februari 2012 (nr. 26)
Questions et Réponses – Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale – 15 février 2012 (n° 26)
– Welke methodologie is in 2007 uitgewerkt tussen het Gewest
en het beheersorganisme ?
– Waarvoor staat de term « beherende instantie », aangezien deze
term niet voorkomt in voornoemde overeenkomst ?
– Heeft de piloot-vzw een speciale lijst met de buitenlandse verwerkers
op wie de Brusselse erkende centra en verwerkers een
beroep hebben gedaan ?
Antwoord : In antwoord op haar vraag deel ik het geachte lid
de volgende elementen mede :
De sinds 2007 ontwikkelde methodologie die door de buitenlandse
operatoren gebruikt wordt, is gebaseerd op de beschikking
van de Europese Commissie van 1 april 2005 tot vaststelling van
nadere voorschriften betreffende de bewaking van de streefcijfers
inzake hergebruik/terugwinning en hergebruik/recycling zoals
vastgesteld bij richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement
en de Raad betreffende autowrakken. De drie Gewesten werden
hierbij betrokken en werken samen aan de opvolging en de analyse
van de resultaten.
Onder beheersorganisme wordt verstaan : de beheers-vzw die
belast is met het toezicht op de goede uitvoering van de milieuovereenkomst.
Betreffende het bijhouden van een speciaal register van buitenlandse
operatoren moet er worden opgemerkt dat alle buitenlandse
shredders bekend zijn en geïdentificeerd zijn door de beheersvzw.
– Quelle est la méthodologie développée en 2007 entre la Région
et l’organisme de gestion ?
– Que recouvre « l’organisme de gestion » étant donné que ce
terme ne se retrouve pas dans le lexique de la Convention
VHU ?
– L’ASBL de pilotage a-t-elle un répertoire spécial des opérateurs
étrangers à qui ont fait appel les centres agréés et opérateurs de
traitement bruxellois ?
Réponse : En réponse à sa question, je communique à l’honorable
membre les éléments suivants :
La méthodologie employée par les opérateurs étrangers, développée
depuis 2007, a été établie sur base de la décision de la
Commission du 1 er avril 2005 établissant les modalités nécessaires
au contrôle du respect des objectifs fixés en matière de
réutilisation/valorisation et de réutilisation/recyclage par la directive
2000/53/CE du Parlement européen et du Conseil relative
aux véhicules hors d'usage. Les trois Régions ont été associées et
collaborent au suivi et à l’analyse des résultats.
On entend par organisme de gestion l’ASBL de pilotage chargée
de veiller à la bonne exécution de la convention environnementale.
En ce qui concerne la tenue d'un répertoire spécial des opérateurs
étrangers, il faut signaler que tous les broyeurs étrangers sont
connus et identifiés par l’ASBL de pilotage.
Vraag nr. 390 van mevr. Anne-Charlotte d'Ursel d.d. 28 december
2011 (Fr.) :
Eendimensionaal begrip hergebruik van de componenten in
de milieubeleidsovereenkomst betreffende de afgedankte voertuigen
voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Krachtens de artikelen 31 en 34 van de milieubeleidsovereenkomst
betreffende afgedankte voertuigen voor het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest is het begrip hergebruik van de componenten
en de vloeistoffen van afgedankte voertuigen van toepassing
op elke operatie waarbij de componenten en de vloeistoffen van
afgedankte voertuigen dienen voor hetzelfde gebruik als datgene
waarvoor zij werden bedacht.
– Hebben het Gewest en de federaties die betrokken zijn bij de
Overeenkomst voorzien in procedures voor het geval van een
bewerking waardoor de componenten of de vloeistoffen van
afgedankte voertuigen dienen voor een verschillend gebruik
dan datgene waarvoor zij ontworpen waren ?
– Ressorteren die procedures onrechtstreeks onder de
Overeenkomst of ressorteren zij onder een andere Brusselse
regelgeving ?
Antwoord : In antwoord op haar vraag deel ik het geachte lid
de volgende elementen mede :
Question n° 390 de Mme Anne-Charlotte d'Ursel du 28 décembre
2011 (Fr.) :
La notion unidimensionnelle de réutilisation des composants
dans la Convention environnementale relative aux véhicules
hors d'usage pour la Région de Bruxelles-Capitale.
Les articles 31 et 34 (pp. 6 et 7) de la Convention environnementale
relative aux véhicules hors d’usage pour la Région
de Bruxelles-Capitale stipulent que la notion de réutilisation des
composants et des fluides des véhicules hors d’usage tel qu’entendue
dans la convention implique toute opération par laquelle les
composants ou les fluides de véhicules hors d’usage servent au
même usage que celui pour lequel ils ont été conçus.
– La Région et les fédérations impliquées dans la Convention
ont-elles prévu des procédures dans le cas d’opération par
laquelle les composants ou les fluides de véhicules hors d’usage
servent à un usage différent que celui pour lequel ils ont été
conçus ?
– Ces procédures sont-elles couvertes indirectement par la
Convention ou bien font-elle l’objet d’une autre réglementation
bruxelloise ?
Réponse : En réponse à sa question, je communique à l’honorable
membre les éléments suivants :