Vragen en Antwoorden - weblex.irisnet.be - Région de Bruxelles ...

Vragen en Antwoorden – Brussels Hoofdstedelijk Parlement – 15 februari 2012 (nr. 26)
Questions et Réponses – Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale – 15 février 2012 (n° 26)
73
De beheers-vzw kan geen controle uitoefenen op de onderdelen
die uit de voertuigen zijn gehaald vooraleer ze naar een erkend
verwerkingscentrum worden gebracht. Het beheer van de onderdelen
en van de stromen die afkomstig zijn van de ontmanteling in
de erkende verwerkingscentra, worden geregeld door de geldende
reglementen en meer bepaald door het beleid inzake gevaarlijke
stromen die in speciaal daartoe voorziene erkende centra moeten
worden verwerkt. Deze informatie is in het jaarverslag van de
beheers-vzw te vinden.
In het kader van zijn algemene controleopdrachten kan
Leefmilieu Brussel een controle uitoefenen op deze onderdelen.
In de praktijk blijft dit echter moeilijk.
Een groot deel van de onderdelen en de vloeistoffen die in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest uit afgedankte voertuigen worden
gehaald, worden hergebruikt. Voor de overige weggehaalde
onderdelen en vloeistoffen, controleert Leefmilieu Brussel de
ver wij deringsattesten en dus de bestemming van de afvalstoffen.
In de wetgeving is bepaald dat gevaarlijke afvalstoffen moeten
worden verwijderd door een erkende ophaler van gevaarlijke
afvalstoffen.
Het gebruik van de onderdelen en vloeistoffen is geregeld in
de procedures die zijn voorzien in het kader van het besluit van
15 april 2004 (regels voor het bezit, het vervoer, de zuivering en
de ontmanteling van afgedankte voertuigen, alsook regels voor de
werking van de verwerkingscentra). De gevaarlijke afvalstoffen
zijn onderworpen aan de procedures die zijn voorzien in de wetgeving
betreffende de gevaarlijke afvalstoffen.
L’ASBL de pilotage ne peut exercer de contrôle sur les composants
qui ont été retirés des véhicules avant d’être acheminés
dans un centre de traitement agréé. Par contre, la gestion des
compo sants et des flux issus du démantèlement dans les centres
agréés, sont régis par les réglementations en vigueur et plus particulièrement
par la gestion des flux dangereux qui doivent être
traités dans des centres de traitement agréés pour le recyclage de
ce type de déchets. Ces informations font partie du rapport annuel
de l’ASBL de pilotage.
Dans le cadre de ses missions générales de contrôle, Bruxelles
Environnement peut exercer un contrôle sur ces composants, ce
qui en pratique reste difficile.
Une grosse partie des composants et des fluides retirés des
véhicules hors d’usage en Région bruxelloise sont réutilisés.
Concernant les autres composants et fluides retirés, Bruxelles
Environnement contrôle les attestations d’enlèvement et donc la
destination de ces déchets. La législation prévoit que les déchets
dangereux soient enlevés par un collecteur agréé de déchets dangereux.
L’utilisation de composants et fluides est soumise aux procédures
mises en place dans le cadre de l’arrêté du 15 avril 2004 (règles
liées à la détention, au transport, à la dépollution, au démontage
des véhicules hors d’usage ainsi que les règles de fonctionnement
des centres de traitement). Lorsqu’il s’agit de déchets dangereux,
ils sont soumis aux procédures prévues par la législation sur les
déchets dangereux.
Vraag nr. 391 van mevr. Anne-Charlotte d'Ursel d.d. 28 december
2011 (Fr.) :
Controle in geval van herbestemming vanuit een inontvangstnamepunt
dat niet erkend wordt in de milieubeleidsovereenkomst
betreffende de afgedankte voertuigen voor het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest.
Artikel 6, § 1, van de Milieubeleidsovereenkomst betreffende
afgedankte voertuigen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
stelt dat als het inontvangstnamepunt geen erkend centrum is, de
afgedankte voertuigen naar een erkend centrum worden overgebracht.
– Welke controle is ingesteld om zich te ervan te vergewissen dat
de afgedankte voertuigen effectief worden overgebracht naar
een erkend centrum, aangezien de bedoelde inontvangstnamepunten
geen erkende centra zijn ?
– Valt de opspoorbaarheid van deze controles onder de verantwoordelijkheid
van de piloot-vzw ?
– Hoe worden de voorziene sancties uitgevoerd ingeval de
voertuigen niet worden overgebracht indien het niet erkend
inontvangstnamepunt geen lid is van een van de federaties die
de Overeenkomst hebben ondertekend ?
Antwoord : In antwoord op haar vraag deel ik het geachte lid
de volgende elementen mede :
Question n° 391 de Mme Anne-Charlotte d'Ursel du 28 décembre
2011 (Fr.) :
Le contrôle des cas de redirection depuis un point de réception
non agréé dans la Convention environnementale relative aux
véhicules hors d'usage pour la Région de Bruxelles-Capitale.
L'article 6, § 1 (p. 14) de la Convention environnementale
relative aux véhicules hors d’usage pour la Région de Bruxelles-
Capitale stipule que si le point de réception n’est pas un centre
agréé, les véhicules hors d’usage repris sont transférés vers un
centre agréé.
– Étant donné que les points de réception évoqués ne sont pas des
centres agréés, quel contrôle a été mis en place pour s’assurer
de la redirection effective de véhicules hors d’usage repris vers
un centre agréé ?
– Le processus de traçabilité de ces contrôles et-il sous la responsabilité
de l’ASBL de pilotage ?
– Comment seront mises en place les sanctions prévues en cas de
non-transfert vers le centre agréé si le point de réception non
agréé n’est pas signataire par affiliation à une des fédérations
signataires à la Convention ?
Réponse : En réponse à sa question, je communique à l’honorable
membre les éléments suivants :