Inzien en bewijzen - CWI
Inzien en bewijzen - CWI
Inzien en bewijzen - CWI
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2.7. OPDRACHTEN OVER BEWIJSMETHODEN 29<br />
2.7 Opdracht<strong>en</strong> over bewijsmethod<strong>en</strong><br />
De volg<strong>en</strong>de opdracht<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> je de kans g<strong>en</strong>eralisaties van <strong>en</strong> variaties op de stelling<strong>en</strong> uit<br />
hoofdstuk 1 te onderzoek<strong>en</strong>. We beginn<strong>en</strong> met variaties op <strong>en</strong> g<strong>en</strong>eralisaties van Stelling 1.1.<br />
Opdracht 2.13 Gebruik de methode van het bewijs van stelling 1.1 om te lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de<br />
wortel uit 3 ge<strong>en</strong> breuk is.<br />
Opdracht 2.14 Kun je nu ook lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat √ 2 + √ 3 ge<strong>en</strong> breuk is?<br />
Opdracht 2.15 Laat zi<strong>en</strong>: als p priem is, dan is √ p ge<strong>en</strong> breuk.<br />
Opdracht 2.16 Laat zi<strong>en</strong>: als n e<strong>en</strong> natuurlijk getal is met de eig<strong>en</strong>schap dat √ n ge<strong>en</strong> natuurlijk<br />
getal is, dan is √ n ge<strong>en</strong> breuk.<br />
Opdracht 2.17 Je herinnert je hopelijk nog de definitie van ‘de logaritme van a op basis b.’<br />
Die definitie luidde: L = b log a is de macht waartoe we basis b moet<strong>en</strong> verheff<strong>en</strong> om a te krijg<strong>en</strong>,<br />
dat wil zegg<strong>en</strong>, b L = a. 10 log 2 is dus de macht (of expon<strong>en</strong>t) waartoe we 10 moet<strong>en</strong> verheff<strong>en</strong><br />
om 2 te krijg<strong>en</strong>. Kun je lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat 10 log 2 ge<strong>en</strong> breuk is?<br />
b<br />
D E F G<br />
e f d<br />
g<br />
A C<br />
B<br />
Figuur 2.2: De guld<strong>en</strong> snede.<br />
Minst<strong>en</strong>s ev<strong>en</strong> beroemd als de verhouding tuss<strong>en</strong> de schuine zijde <strong>en</strong> de rechthoekzijde in e<strong>en</strong><br />
gelijkb<strong>en</strong>ige rechthoekige driehoek is de verhouding tuss<strong>en</strong> de lange zijde <strong>en</strong> de korte zijde in<br />
de rechthoek uit figuur 2.2. Deze rechthoek heeft e<strong>en</strong> bijzondere eig<strong>en</strong>schap: als je het vierkant<br />
ABF D uit de rechthoek AHGD verwijdert, krijg je e<strong>en</strong> nieuw rechthoek HGF B met precies<br />
dezelfde verhouding tuss<strong>en</strong> hoogte <strong>en</strong> breedte als in de oorspronkelijke rechthoek, met als <strong>en</strong>ige<br />
verschil dat de nieuwe rechthoek op zijn kant staat. In de Oudheid werd de verhouding tuss<strong>en</strong><br />
de lange zijde <strong>en</strong> de korte zijde in het rechthoek uit figuur 2.2 gezi<strong>en</strong> als de esthetisch ideale<br />
verhouding. M<strong>en</strong> noemde die verhouding de guld<strong>en</strong> snede. De waarde is bij b<strong>en</strong>adering 1, 61803.<br />
c<br />
a<br />
H