2 - Kabbalah Arizal

te laten komen, ook al is het maar druppeltje voor druppeltje. Naarmate je het niet voor jezelf
ontvangt, kan je het binnen laten komen.
Daarom worden nu genoemd slechts vijf taaie bladeren, want zij, Sjosjana, is nog niet
geschikt om een samenvloeiing te maken met hen הניא דוע יכ , ןיפיקת ןילע 'ה
קר התע 'קנ
כ"
עו
םהילע גווזל היואר, die vijf sfirot, chassadiem, die op haar afkomen. Zij heeft nog vijf taaie
bladeren, zij is nog niet geschikt om tot samenvloeiing, zivoeg te komen over die vijf lichten
van chassadiem. Kijk naar een meisje van een jaar of tien, die gedraagt zich wild, en loopt net
als een jongetje. Later komt daar verandering in, komt er chassadiem, genade in haar. Net als
in het geestelijke. Eerst is alles grof in de Sjosjana.
En in de tijd van haar grote toestand wanneer haar scherm komt in samenvloeiing met
het hoge licht ןוילעה רואה םע גווזב אב ךסמהשכ תולדגה ןמזבו, de Chassadiem. Dus wanneer er
interactie is, die vijf taaie bladeren worden dan genoemd vijf Gvoerot, zoals boven is
gezegd . ל"
נכ . תורובג 'ה
'קנ
םה.
Einde 1 e deel van de les.
Het is belangrijk dat wij begrijpen, ervaren, waar het over gaat, want elke bevatting, elk
ontvangst van licht, en elke hindernis om licht te ontvangen hangt aan wat ik jullie nu probeer
te vertellen. Alleen de Zohar kan het vertellen. We volgen wat hij, Soelam, ons vertelt.
Zie tekening 9:
Zijn uitleg begint met vijf taaie bladeren. Eerst heeft hij ons verteld over noekwa, Sjosjana,
met 1 sfira boven de parsa, en 9 sfirot eronder, in Brieja. Daarna heeft hij gezegd dat er 13
bladeren zijn. Waarom 13 en 10? Later zal hij ons fijne uitleg geven. En nu zegt hij dat er nog
vijf bladeren bij kwamen. Alleen wat boven water is, is lelie; wat eronder is, is nog niet
uitgekomen. Rondom de lelie in Atsieloet kwamen vijf taaie bladeren. De vijf taaie bladeren
is het geheim van vijf Gvoerot van noekwa, en die zijn 10 sfirot van or chozer. Voor wij
verder gaan, gaan we het nog even hebben over zievoeg de hakaa.
Tekening 9. Zievoeg is samenvloeiing, hakaa betekent stotende. Je kan niets voortbrengen
zonder zievoeg de hakaa. Het gaat erom hoe je het doet. Alles is om vruchten voort te
brengen. Hoger geeft altijd zaad aan het lagere. Niet dat het lagere minder is, want waar zou
het hogere dan zijn zaad moeten doen? Alles is zo opgebouwd, ook bijvoorbeeld het leren van
een boek, welk boek dan ook. Als je een boek leert, betekent dat jij jezelf als een lagere ten
opzichte van een hogere opstelt, anders zou je het boek niet willen leren. De inhoud van het
boek, de leerstof is niets anders dan zaad, en jij maakt jezelf ontvankelijk door te leren, door
inspanning te leveren, om de stof te begrijpen, bij je binnen te laten komen; je maakt jezelf
dan tot noekwa, tot vrouwelijk element, tot ontvanger. In een andere omstandigheid geef je de
inhoud van het boek weer door aan een ander en ben je in een andere hoedanigheid, als man.
Neem een man in onze wereld. Ten aanzien van zijn vrouw is hij echtgenoot, is hij gever aan
zijn vrouw. Aan de andere kant, wanneer ’s morgens de wekker afgaat, gaat hij naar zijn baas.
En binnen de collegialiteit op zijn werk zit ook de verhouding hoog/laag. In Nederland is dat
allemaal heel fijn, maar het is er wel. Je hebt werkgever en werknemer. Gever, hij die zaad
geeft aan een lagere. Alles wat gegeven wordt is zaad, of het nou kennis is of wat anders. En
ten aanzien van zijn kinderen is hij hoger, maar ten aanzien van zijn chef is hij dus lager en
moet hij dingen slikken omdat de ander hoger is. Alleen in het geestelijke is het zo, dat wie
hoger is meer moet geven, maar geven op een andere manier dan de verhoudingen van onze
wereld. Wie meer kan geven, die is hoger. Wie van ons hoger wil zijn, moet meer geven. En
29