Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Zij beveelt ook aan om bij de concretisering van de Europa-dimensie de<br />
communicatiemiddelen in te zetten. “De gerichte inzet ervan kan hetzij zelfstandig als<br />
een vorm van ‘virtuele ontmoeting’ beschouwd worden hetzij als een voorbereidende<br />
etappe in een reëel uitwisselingstraject.”<br />
Waarom misschien relevant voor het onderwijs Klassieke Talen<br />
In de veldadviseringen en door de experts is nogal eens gewezen op een externe kans<br />
van het onderwijs Klassieke Talen: de mogelijke bijdrage aan de kennismaking met de<br />
Europese identiteit. In de antieke literatuur en antieke instituties zitten veel waarden<br />
verweven die als wezenlijk beschouwd worden voor ‘Europa’. In het onderwijs komt<br />
deze Europese dimensie niet of te weinig expliciet ter sprake; de leerlingen hoeven er<br />
weinig of niets mee te doen.<br />
Het is van belang dat dit explicieter aan de orde komt. Het legitimeert mede het<br />
onderwijs in de <strong>klassieke</strong>n. Het is nuttig om te kijken of in nationaal verband via de<br />
VCN en VRZG of in Europees verband bijvoorbeeld via Euroclassica of een CIRCEproject/-kenniskring<br />
ideeën te ontwikkelen zijn voor projecten of curriculumelementen<br />
waarin de Europese dimensie expliciet verwerkt is en leerlingen hun Europacompetentie<br />
kunnen ontwikkelen. Dat kan helpen om de motivatie van leerlingen voor<br />
de <strong>klassieke</strong>n en de vakeigen vaardigheden (zoals ver<strong>talen</strong>) te stimuleren.<br />
5.5 CITO (2005): “Schipper, mag ik overvaren Over de toelating tot<br />
WO”<br />
Er is in 2004 een expertmeeting gehouden onder deze naam. De aanleiding is geweest<br />
dat “het maatschappelijk effect van het hoger onderwijs zorgwekkend geacht wordt,<br />
mede omdat men van mening is dat het onvoldoende aan de verwachting voldoet om<br />
de drijvende kracht te zijn achter de Nederlandse kenniseconomie." In de publicatie<br />
wordt geciteerd uit de notitie van OCW: “Ruim baan voor <strong>talen</strong>t” en een deel van dat<br />
citaat is: “…. en de klachten over het universitaire klimaat in Nederland (antiintellectualisme,<br />
bureaucratie, ongeïnteresseerde studenten) worden steeds luider.<br />
Versterken van het hoger onderwijs en de functie daarvan voor de kennissamenleving<br />
zijn noodzakelijke stappen om in Europa niet achterop te raken en het momentum<br />
terug te winnen. Essentieel voor het bevorderen van excellentie en het verbeteren van<br />
de participatie is de toelating tot het hoger onderwijs. Die heeft twee aspecten: selectie<br />
door de student (zelfselectie) en selectie door de universiteiten en hogescholen.”<br />
Alom wordt erkend dat selectie noodzakelijk is. Maar moet die vóór of na de poort<br />
En als die vóór de poort moet, welke informatie heeft dan voldoende voorspellende<br />
waarde voor het succes van een aspirant-student: examencijfers, toelatingstoetsen, een<br />
portfolio<br />
Grofweg zijn er twee scenario’s mogelijk:<br />
1. De opleiding kiest de student (waar mag ik heen).<br />
2. De student kiest de opleiding (waar wil ik heen).<br />
Bij scenario 1 moet de hoger onderwijsinstelling dus instrumenten voor selectie<br />
kiezen. Examenresultaten zullen waarschijnlijk een hoofdrol spelen, al zullen de cijfers<br />
niet sec als het enige richtsnoer gebruikt worden. Dat kan zich ook uitbreiden tot de<br />
prestaties tijdens het onderwijsleerproces: werkstukken, onderzoeken, extra-inzet als<br />
bijvoorbeeld vrijwilliger.<br />
Bij scenario 2 is de aspirant-student actief om zichzelf te selecteren voor een<br />
opleiding. Hij doet tijdens zijn voortgezet onderwijs mee aan activiteiten in de<br />
opleidingen (bijvoorbeeld juniorcolleges), in kenniskringen rond een verwant<br />
onderwerp, enz.<br />
⏐ 101