Jaarboek Thomas Instituut 1997 - Thomas Instituut te Utrecht
Jaarboek Thomas Instituut 1997 - Thomas Instituut te Utrecht
Jaarboek Thomas Instituut 1997 - Thomas Instituut te Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
WIE KENT DE KRACHT VAN UW TOORN? 97<br />
wanneer hij voor God gebruikt wordt, d.w.z. in oneigenlijke zin,<br />
omdat toom in zichzelf reeds een onvolmaaktheid bevat (i.t.t.<br />
bijvoorbeeld 'leven' dat wel als volmaaktheid in eigenlijke zin aan<br />
God kan worden toegeschreven). De metafoor van Gods toom verwijst<br />
naar Gods straf, die wel in eigenlijke zin bedoeld wordt (p.30). Toom<br />
heeft behalve fysieke en emotionele aspec<strong>te</strong>n ook een rationeel<br />
karak<strong>te</strong>r en relationeel karak<strong>te</strong>r. In zoverre toom in zijn rationele zin<br />
gerechtvaardigd is, heeft deze ook <strong>te</strong> maken met het willen hers<strong>te</strong>llen<br />
van een rechtvaardige orde. De toom Gods verwijst dus ook naar<br />
Gods gerechtigheid (p.33). Gods gerechtigheid is wederom gewor<strong>te</strong>ld<br />
in Gods liefde. Gerechtigheid en barmhartigheid zijn specificaties van<br />
Zijn liefde.<br />
Expliciet zegt <strong>Thomas</strong> dat ontferming meer eigen is aan God<br />
dan straffen: barmhartigheid hoort uit zichzelf bij God, straffen hoort<br />
alleen bij God vanwege onze zonden (p.34).<br />
Door <strong>te</strong> la<strong>te</strong>n zien hoe <strong>Thomas</strong> Gods toom herleidt tot zijn<br />
gerechtigheid, en die weer tot Zijn liefde, laat De Grijs zien waarom<br />
ira Dei niet vermeld staat onder de attributa Dei, en dat er in God<br />
geen sprake is van balanceren tussen barmhartigheid en toom.<br />
Gods toom verwijst dus naar Gods straf, en straf verwijst<br />
naar menselijke zonde (p.38). De essentie van Gods straf bestaat uit<br />
substractio gratiae, het onttrekken van genade. Omdat toom Gods<br />
naar menselijke zonde verwijst, komt het relationele karak<strong>te</strong>r van<br />
toom tot uiting, en blijkt, waarom het geen attribuut van God is.<br />
Het relationele blijkt ook uit iets anders: namelijk dat volgens<br />
<strong>Thomas</strong> het object van Gods toom zich bewust is van die toom. Het<br />
zondige volk of de zondige mens kan zijn ellendige situatie herkennen<br />
als toom van God. Deze herkenning verwijst weer naar de relatie,<br />
zelfs al is die gebroken. De Grijs haalt hierbij een citaat (ST II-II,<br />
q.41 a.2c.) aan waaruit blijkt dat de toornige altijd wil dat zijn daad<br />
als wraak herkend wordt en niet anoniem blijft (p.40). Dit laats<strong>te</strong> is nu<br />
onze vraag: volgens <strong>Thomas</strong> wil de toornige dat zijn daad als wraak<br />
herkend wordt, maar mij .is niet duidelijk hoe dit geldt in het geval van<br />
Gods straf. Wordt hier bedoeld dat iedere vorm van leed <strong>te</strong>rug <strong>te</strong><br />
voeren is op de toom Gods als straf voor de zonde? De Grijs geeft<br />
zelf aan het eind van zijn artikel weer, hoe mensen on<strong>te</strong>recht de toom<br />
van God gevreesd hebben. Deze simpele identificatie lijkt dus niet<br />
bedoeld <strong>te</strong> zijn.