De verzorgingsstaat herwogen - Wetenschappelijke Raad voor het ...
De verzorgingsstaat herwogen - Wetenschappelijke Raad voor het ...
De verzorgingsstaat herwogen - Wetenschappelijke Raad voor het ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
In de tweede plaats moeten informele zorgers serieus genomen worden als medeprofessional.<br />
Hun ervaringen, mogelijkheden en ideeën verdienen een plaats in<br />
de wijze waarop de zorg verleend wordt. Het gaat dan niet louter meer om de<br />
relatie tussen professional en cliënt, maar om de driehoeksrelatie patiënt,<br />
professional en mantelzorger (zie Twigg en Atkin 1994: Kremer 2000; Van der<br />
Lyke 2000; rvz/Struijs 2006). Kortom: <strong>voor</strong> <strong>het</strong> behoud en de kwaliteit van<br />
informele zorg past terugtreding van formele zorg niet, integendeel. Wat in de<br />
toekomst nodig is, is professionele zorg aangepast aan de noden van informele<br />
zorg. Minder formele zorg biedt dus geen oplossing <strong>voor</strong> de toekomst; informele<br />
zorg gedijt slechts als er daarnaast voldoende formele zorg bestaat.<br />
5.4.4 arbeid en zorgbeleid<br />
verzorgen: veilig stellen van verzorgingscapaciteit<br />
Hoe zal informele zorg zich in de komende decennia ontwikkelen, en hoe is dat<br />
te beïnvloeden? Zoals gezegd, is <strong>het</strong> percentage mantelzorgers in Nederland sinds<br />
1991 <strong>voor</strong>alsnog niet afgenomen. Ook zijn er weinig aanwijzingen van een afnemende<br />
bereidheid om te zorgen: zorg wordt met grote vanzelfsprekendheid gegeven<br />
(<strong>De</strong> Boer 2005; Bureau Veldkamp 2004). Ouders verwachten zelfs minder<br />
zorg van hun kinderen dan hun kinderen bereid zijn te geven (Van Gaalen 2005).<br />
Veel mensen willen graag zorgen, maar dan gaat <strong>het</strong> niet om langdurige, intensieve<br />
zorgtaken, maar om lichte taken die <strong>het</strong> dagelijks leven ondersteunen. Toch<br />
is de vraag reëel of er in de toekomst nog mogelijkheden zullen zijn om die zorg<br />
te geven, gezien de sterke toename van de arbeidsdeelname van vrouwen, en <strong>het</strong><br />
belang van een toenemende arbeidsparticipatie van ouderen.<br />
Vooralsnog blijkt uit Europese vergelijkende studies naar informele zorg (Spiess<br />
en Schneider 2002; Sarasa 2005) en de Nederlandse praktijk (Knijn en Liefbroer<br />
2004; scp/<strong>De</strong> Boer 2005) dat mantelzorg en arbeidsdeelname goed samen kunnen<br />
gaan. Dat valt ook te zien als de eerdere tabellen over <strong>het</strong> percentage zorgverleners<br />
worden vergeleken met tabel 5.4 over arbeidsdeelname van oudere vrouwen.<br />
In landen als Zweden, <strong>De</strong>nemarken, Noorwegen en met name Engeland is de<br />
arbeidsdeelname van oudere vrouwen relatief hoog, maar <strong>het</strong> percentage mantelzorgers<br />
ook. Vrouwen zijn blijkbaar bereid om naast werken ook zorg te geven.<br />
Toch geldt ook hier dat er waarschijnlijk wel een negatief verband is tussen intensieve<br />
arbeidsdeelname en intensieve zorg. Hoe meer uren gezorgd wordt, hoe minder<br />
uren gewerkt. Zeker een hoge zorglast – bij<strong>voor</strong>beeld van meer dan veertien<br />
uur per week – heeft een effect op de hoeveelheid vrouwen die werken, en op <strong>het</strong><br />
aantal uren dat gewerkt wordt (Spiess en Schneider 2002; Sarasa 2005). <strong>De</strong>eltijdarbeid<br />
en deeltijdzorg kunnen goed samengaan, zo blijkt, mits er gezocht wordt naar<br />
manieren om de zorgtaken te verlichten en om zorgvragers minder te laten doen.<br />
Kan dat?<br />
Zorgende mannen<br />
Een eerste mogelijkheid ligt in de verhoging van de inzet van mannen. Zoals gezegd,<br />
zorgt slechts 8,8 procent van de mannen in 2003; dat is (slechts) 0,7 procent<br />
135