De verzorgingsstaat herwogen - Wetenschappelijke Raad voor het ...
De verzorgingsstaat herwogen - Wetenschappelijke Raad voor het ...
De verzorgingsstaat herwogen - Wetenschappelijke Raad voor het ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
184<br />
de <strong>verzorgingsstaat</strong> <strong>herwogen</strong><br />
Paragraaf 7.4 beantwoordt de vraag Wat te doen? Hoe kunnen eventuele verheffingstekorten<br />
worden weggenomen? Welke aanpassingen en wijzigingen zijn er<br />
nodig om de Nederlandse samenleving <strong>voor</strong> te bereiden op een wereld van toenemende<br />
internationalisering, technologische verandering, <strong>het</strong>erogeniteit, en<br />
vergrijzing en ontgroening? Hoe de werking van de verheffingsfunctie te verbeteren,<br />
opdat de robuustheid en toekomstbestendigheid van de Nederlandse<br />
<strong>verzorgingsstaat</strong> wordt vergroot?<br />
Paragraaf 7.5 beantwoordt de vraag hoe een ‘zachtmoedige meritocratie’ eruitziet<br />
en sc<strong>het</strong>st in grove penseelstreken de arrangementen die benodigd zijn om een<br />
toekomstige meritocratie van zijn scherpe kantjes te ontdoen.<br />
7.2 verheffen in <strong>het</strong> onderwijs<br />
Van oorsprong was <strong>het</strong> Nederlandse onderwijs <strong>voor</strong>al standenonderwijs. ‘Hoger’<br />
en ‘lager’ duidden niet, zoals tegenwoordig, een temporeel onderscheid aan,<br />
maar verwezen naar twee verschillende opleidingstrajecten die primair bedoeld<br />
waren <strong>voor</strong> de reproductie van standsverschillen. Pas later daagde <strong>het</strong> besef dat<br />
dit om sociale en economische redenen onwenselijk was. Sociaal onwenselijk<br />
omdat een gesegregeerd onderwijssysteem niet paste bij een samenleving die<br />
werd gekenmerkt door groeiende wederzijdse afhankelijkheden en gedeelde risico’s.<br />
En economisch onwenselijk omdat <strong>het</strong> onderwijsstelsel van de negentiende<br />
eeuw niet bij machte bleek <strong>het</strong> aantal hoger geschoolden af te leveren waar de<br />
veranderende economische structuur om vroeg.<br />
Met de industrialisatie van de Nederlandse economie in de tweede helft van de<br />
negentiende eeuw namen ook haar kapitaalsintensiteit en schaalomvang toe. Als<br />
gevolg daarvan steeg de complexiteit van de bedrijfsvoering, kromp <strong>het</strong> aantal<br />
eenvoudige uitvoeringsfuncties, en werd de roep om gekwalificeerde ambachtslieden<br />
en geschoolde managers groter. Als gevolg van de mismatch tussen de<br />
kwaliteit van de gevraagde en de aangeboden arbeid groeide de druk op de overheid<br />
om de schotten tussen de onderwijstrajecten af te breken. In de tweede helft<br />
van de negentiende en <strong>het</strong> begin van de twintigste eeuw resulteerde dat in een<br />
aantal wetten die van de aanduidingen ‘hoger’ en ‘lager’ temporele aanduidingen<br />
maakten. Het lager onderwijs werd een publiek gefinancierde, zij <strong>het</strong> deels<br />
privaat georganiseerde, primaire onderwijsfase die ieder kind moest doorlopen.<br />
Differentiatie naar interesse en intellectuele vermogens vond na afloop van deze<br />
fase plaats en leidde ertoe dat kinderen werden uitgesorteerd over verschillende<br />
niveaus binnen de secundaire onderwijsfase. Met deze nieuwe institutionele<br />
structuur kreeg <strong>het</strong> onderwijs ook een expliciete verheffingstaak. Het streven<br />
werd om zoveel mogelijk leerlingen te laten doorstromen naar hogere onderwijsvormen<br />
door belemmeringen op instroom en doorstroom zoveel mogelijk weg te<br />
nemen. Dit kan worden geïnterpreteerd als de uitkomst van de politieke contestatie<br />
over de juiste vertaling van <strong>het</strong> principe van individuele gelijkwaardigheid,<br />
die vanaf <strong>het</strong> einde van de negentiende eeuw geleidelijk aan had geresulteerd in<br />
een groeiende lijst sociale grondrechten die moesten bijdragen aan de realisering