Zwartfigurige kylix uit Vulci. ong. 530 v.Chr. Würzburg, Antikensammlung. Polyphemos met knots achtervolgt Odysseus onder de ram. Ongewone voorstelling. Illustratie van Jean Mielot bij 15de-eeuwse copie van Christine de Pisan, L’épitre d’Othéa. Brussel, Koninklijke Bibliotheek. 41/97
Polyphemus, Acis en Galatea Ovidius Metamorphoses XIII 750 t/m 897 1 Ik was verliefd op Acis, de Cycloop op mij, zo begint de zeenimf Galatea haar eigen geschiedenis aan Scylla te vertellen. Polyphemus is zo verliefd dat hij al z’n vroegere activiteiten vergeet en alleen maar aan Galatea kan denken. Zittend op een rots aan zee zingt hij, terwijl Acis en Galatea zonder dat hij het weet meeluisteren, het volgende lied voor haar. ‘Galatea, blanker ben je dan de bloem van de sneeuwwitte liguster, bloeiender dan weidevelden, slanker dan een hoge els, schitterender dan kristal, speelser dan een jong bokje, gladder dan door de zee gepolijste schelpen, heerlijker dan zon in de winter en schaduw in de zomer, edeler dan appels, opvallender dan een hoge plataan, helderder dan ijs, zoeter dan een rijpe druif, zachter dan zwanedons en gestremde melk, en, als je maar niet wegliep, mooier dan een besproeide tuin. Maar, Galatea, wilder ben je ook dan ongetemde vaarzen, harder dan een stokoude eik, bedrieglijker dan de golven, eigenzinniger dan wilgentwijgen en wilde wingerd, onbuigzamer dan deze rotsen hier, onstuimiger dan een rivier, hooghartiger dan de veelgeprezen pauw, feller dan vuur, stekeliger dan distels, grimmiger dan een berin met jongen, dover dan de zee, wreder dan een slang waarop getrapt is, en - wat ik nog het ergste vind - je vlucht nog sneller dan een hert, opgejaagd door hondengeblaf, nee, zelfs sneller dan het waaien van de wind. Maar kende je me goed, dan zou je vlucht je wel spijten, en zou je juist ieder gemist moment vervloeken en moeite doen om mij te binden. Weet je wat ik bezit? Een heel stuk berg met een natuurlijke grot, waarin je hartje zomer de hitte niet voelt en ’s winters de koude niet. Ik heb appels, de takken buigen er van door. Druiven heb ik, ze lijken wel goud, aan lange ranken, en ook andere, purperkleurige. Voor jou bewaar ik ze, allebei. Zelf zul je eigenhandig rijpe aardbeien plukken, gegroeid in de schaduw van het bos, en zelf ook herfstkornoeljes en pruimen, zowel de sappige donkere als de prachtige gele met een kleur als was. Trouw je met mij, het zal je niet ontbreken aan kastanjes en aardbeziën; iedere boom zal tot je dienst staan. Dit vee hier: allemaal van mij! En veel lopen er nog rond in de dalen en in de beschutting van het bos, veel staan er op stal in mijn grot. En als je mij soms vroeg: hoeveel zijn het er nou?, dan zou ik het je niet kunnen zeggen. Alleen een arm man telt zijn vee. Over hun kwaliteiten hoef je me niet te geloven - kom zelf maar kijken hoe 42/98