HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
dat materiaal tekstedities verzorgden, commentaren schreven, bibliografieën samenstelden,<br />
e.d. Binnen deze ‘Muiderkringen’ van geleerde dichters of dichtende<br />
geleerden legde men zichzelf ook toe op het schrijven van fijnzinnige poëzie, waarin<br />
men zijn kennis kon etaleren, toespelingen kon maken op elkaars werk en op<br />
contemporaine gebeurtenissen, en vorstelijke beschermheren kon vleien. De dichters<br />
gebruikten daarvoor in hoofdzaak het traditionele literaire materiaal, maar vermeden<br />
het clichématige van hun voorgangers door gebruik te maken van weinig bekende<br />
mythen of mythische details, en door op taalkundig niveau verrassingseffecten te<br />
bewerken door het gebruik van curieuze ‘antieke’ woorden, neologismen, onverwachte<br />
woordbetekenissen, etc. De belangrijkste Alexandrijnse dichter, Callimachus<br />
van Cyrene (± 300-240), beschrijft in die trant bijvoorbeeld in zijn Hymne<br />
aan Artemis, hoe de jonge godin met een paar vriendinnen naar Hephaistos en zijn<br />
Cyclopen gaat om een boog en pijlen te bestellen. De meisjes schrikken na aankomst<br />
geweldig van die ruige Cyclopen, maar Artemis had met hen geen moeite: ze was<br />
namelijk als driejarig meisje al op de arm van haar moeder Leto bij Hephaistos<br />
geweest voor een kennismakingsbezoek. Ze was toen gezellig bij Brontes op schoot<br />
geklommen, en had daar zó aan zijn weelderige borsthaar geplukt, dat de reus daar<br />
sindsdien een kale plek aan over had gehouden, ‘zoals wanneer de vos (=<br />
kaalhoofdigheid) het op de slapen van een man groeiende haar heeft afgegraasd’.<br />
Moeten we hier een toespeling in zien op een persoon aan het Alexandrijnse hof of in<br />
het Mouseion? Of misschien op medische onderzoekingen van de arts Herophilus, die<br />
in die tijd aan het Mouseion verbonden was, en op wiens ontdekkingen Callimachus<br />
meermalen zinspeelt? Of is het een puur literaire verwijzing naar een berg met een<br />
merkwaardige kale plek op een van de hellingen? Allemaal vragen, waarop men met<br />
onze gebrekkige kennis van de Griekse literatuur en van de toenmalige omstandigheden<br />
maar zelden het juiste antwoord vindt.<br />
Van thema naar drama<br />
Een tijdgenoot en vriend van Callimachus was Theocritus van Syracuse, die enige<br />
tijd in het Alexandrijnse Museum heeft gewerkt. Hij staat te boek als degene die het<br />
genre van de herderspoëzie heeft ontwikkeld: gedichten waarin herders, maaiers en<br />
andere landlieden met elkaar dichtwedstrijden houden, ruzie maken of anderszins<br />
pastoraal bezig zijn. In twee van zijn ‘Idyllen’ heeft Theocritus het Cycloop-thema<br />
verwerkt.<br />
In nr. 6 houden twee herders een zangwedstrijd. Daphis zingt daarin een<br />
veertiental verzen, waarin hij Polyphemus bespot om zijn onverschilligheid ten<br />
opzichte van de avances van Galatea, en Damoetas kruipt daarna in de huid van de<br />
Cycloop om uit te leggen, dat die onverschilligheid bedoeld is om Galatea’s<br />
arrogantie te doorbreken en haar zo tot overgave te dwingen.<br />
Beroemder en meermalen geïmiteerd is nr. 11. Theocritus richt zich hierin tot de<br />
arts-dichter Nicias met de wijze les, dat er tegen de liefde geen kruid is gewassen,<br />
behalve: de poëzie. Dat ondervond Polyphemus, die zijn hopeloze liefde voor<br />
Galatea vergat door haar toe te zingen. De Cycloop doet dat overigens geheel in<br />
bucolische sfeer, waarbij hij slechts één couplet wijdt aan een beschrijving van<br />
Galatea’s charmes; de rest van zijn lied bevat voornamelijk een opsomming van<br />
kwaliteiten, die zijn onaantrekkelijk uiterlijk naar zijn zeggen in ruime matecompenseren.<br />
De Romeinse dichter Ovidius heeft later in zijn Metamorfosen (XIII, 778 e.v.)<br />
dit thema overgenomen en - zoals dat in de Oudheid gebruikelijk was - verder uitgebreid<br />
en verfraaid. Zo heeft Theocritus bijvoorbeeld vier vergelijkingen gebruikt<br />
7/63