HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Verantwoording<br />
Budgen, Frank. James Joyce and the Making of Ulysses. Bloomington: Indiana Univ. Press, 1960.<br />
Deming, R. H. James Joyce: The Critica! Herhage I. London: Rouledge & Kegan Paul, 1970.<br />
Ellman, Richard. Ulysses on the Liffey. New York: Oxford Univ. Press, 1972.<br />
Ellman, Richard. James Joyce. New & Rev. Ed., Oxford: Oxford Univ. Press, 1982.<br />
French, Marilyn. Het Boek als Wereld: Inleiding tot James Joyce ‘s Ulysses. Vert. P. Verhagen.<br />
Amsterdam: Meulenhoff, 1982.<br />
Joyce, James. Ulysses. 1922; rpt. New York: Random House, 1961.<br />
Kenner, Hugh. Ulysses. London: Allen & Unwin, 1980.<br />
CYCLOPIE<br />
Cyclopie (v. Gr. Kukloops = eenogige reus) is een misvorming, waarbij<br />
slechts één lidspleet met één oog of twee vergroeide ogen in het midden van<br />
het gezicht zijn gevormd. Boven dit ene oog bevindt zich een enigszins<br />
slurfvorming uitgroeisel. Inwendig heeft de cycloop zeer grote ontwikkelingsstoornissen<br />
van de grote hersenen en vaak ook van andere organen.<br />
De zeer zeldzame afwijking is niet met het leven verenigbaar. Zij ontstaat<br />
zeer vroeg tijdens de embryonale ontwikkeling.<br />
(Grote Winkler Prins dl. VI, 1968, pag. 108).<br />
HANDICAP<br />
De leraar natuurkunde legt uit: ‘Om goed afstand te kunnen schatten moet<br />
men twee ogen hebben. De Cycloop, die maar één oog had, wierp dan ook mis,<br />
toen hij een rotsblok gooide naar het schip van Odysseus’. Een jongen uit de<br />
klas merkt op: ‘Mijnheer, de Cycloop was toch al blind gemaakt door<br />
Odysseus?’ Daarop zegt de leraar: ‘Juist, jongen, dat kwam er nog bij’.<br />
(Met dank aan Prof. Dr. J. H. Waszink).<br />
MICROPHILOLOGIE<br />
Gruwelijk vittersgespuis, grammatici, zure figuren,<br />
boekenwurmen, gebroed vers uit Zenodotus’ nest,<br />
troep van Callimachus, ja, met wie jullie trots paraderen<br />
(maar op een ander moment krijgt hij een veeg uit de pan),<br />
voegwoordenvossen, die zwelgen in woorden als ‘Gij’ en ‘Ulieden’,<br />
worstelen met het probleem: ‘Had Polyphemus een hond?’,<br />
ga maar je leven lang door met het gooien van modder naar and’ren,<br />
maar laat het wat mij betreft uit zijn met vuilspuiterij.<br />
(Anthologia Graeca XI, 321, Philippos; vert. W. H. Mineur)<br />
61/117