31.07.2013 Views

HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar

HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar

HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Bedekte nauw’lijks nog zijn wangen en zijn lip.<br />

Geen smachten was ’t van rozengeur en maneschijn.<br />

’t Was rechte razernij; niets gold hem dan dit één!<br />

Uit groene weiden keerden dikwijls gans alleen<br />

Zijn schapen naar de kooi terug; hij zong en zong<br />

Van Galatea en verkwijnde op het strand,<br />

Van ’s morgens vroeg, diep in het hart een open wond.<br />

Want Cypris zelf had met haar pijl zijn borst geraakt.<br />

Maar zie, hij vond het middel, zocht een hoge klip,<br />

En zong als volgt, den blik op ‘t watervlak gericht:<br />

O blanke Galatea, waarom verstoot je mij?<br />

Nog blanker dan hangop ben je om aan te zien,<br />

Nog zachter dan een lam, nog speelser dan een kalf,<br />

En glanzender dan groene druif. En als de slaap<br />

Mij heeft bevangen, kom je telkens voor me staan,<br />

Maar glipt ook daad’lijk weg, wanneer ik wakker word,<br />

En vlucht gelijk een schaap, dat zag den grijzen wolf.<br />

Bekoord heb je mij, meisje, toen je voor het eerst<br />

Hier bij mijn moeder hyacinthen op den berg<br />

Bent komen plukken, en ik wees je toen den weg.<br />

Die liefde laten varen nog, nu ik je meer dan eens<br />

Daarna weer zag, ik kan het niet. Ik kan het niet.<br />

Maar jij blijft onverschillig. Neen, het raakt je niet.<br />

Ik vat wel, aardig kind, waarom je mij ontvlucht.<br />

Omdat één ruige wenkbrauw, reuzengroot, mij loopt<br />

Van ’t ene oor naar ’t and’re, heel het voorhoofd langs,<br />

Daaronder maar één oog en dan een platte neus.<br />

Nu goed. Dat mag zo zijn. Maar desalniettemin<br />

Hoed ik toch duizend schapen en een beet’re melk<br />

Dan die me geven, vind je op de wereld niet;<br />

’k Heb overvloed van kaas des zomers, in den herfst,<br />

En tot in ’t hartje van den winter. Altijd zijn<br />

De rekken zwaarbelaan. En dan, ’k ben muzikaal;<br />

Geen der Cyclopen hier speelt op de fluit als ik,<br />

Terwijl ik jou, mijn zoete appeltje, en mij<br />

Terzelfdertijd, bezing, vaak tot diep in den nacht.<br />

Elf hertjes, alle met een lintje, breng ik voor je groot,<br />

En ook vier beertjes nog. Kom, kom dus naar me toe.<br />

Je kunt ervan op aan: je gaat niet achteruit.<br />

Verlaat de blauwe zee, die aanbruist tegen ’t land.<br />

Hier in de grot bij mij rust je veel beter uit.<br />

Hier staan laurieren, rijzige cypressen; hier<br />

Klimop vol schaduw, wingerd ook met rijke vrucht.<br />

Hier is koel water, dat de Etna, dichtbegroeid,<br />

Uit witte sneeuw laat stromen, ware godendrank.<br />

Wie prefereert dan nog de golven en de zee?<br />

’t Kan wezen, dat je me te ruig van haardos vindt.<br />

Wel, er is eikenhout en onder d’as gloeit vuur.<br />

Als jij ’t maar deed, ik brandde me het leven uit,<br />

Of’t ene oog, den schat waar mij niets boven gaat.<br />

Ach! Had mijn moeder mij ter wereld maar gebracht<br />

Met kieuwen, ’k zwom dan rechtstreeks naar je toe en zou<br />

Je handje zoenen, als je mij je mond niet gunt.<br />

Een witte lelie en een klaproos donkerrood<br />

En zacht bracht ik je mee. Neen, ’s zomers bloeit de een,<br />

De and’re ’s winters; ’t moest dus een van beide zijn.<br />

Nu ga ik aanstonds zwemmen leren, meisje lief,<br />

95/151

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!