HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
niet zou besluipen, het scherpe zwaard van mijn zijde trekken, op de tast zoeken naar zijn lever<br />
onder het middenrif, en toestoten... Een nadere overweging hield mij hiervan terug. Het zou<br />
immers een jammerlijke dood betekend hebben, omdat wij nooit de ontzaglijke steen, die hij voor de<br />
hoge ingang had gelegd, zonder werktuigen hadden kunnen wegnemen. Zo wachtten wij steunend<br />
van ellende op de goddelijke Dageraad.<br />
Zodra de Dageraad, vroeg in de morgen, de hemel had roze gekleurd, stak hij een vuur aan. Zeer<br />
ter zake kundig molk hij de schapen die zijn trots uitmaakten, waarna hij onder elk dier een jong<br />
zette. Maar zodra hij deze werkzaamheden vlot had verricht, greep hij weer twee van mijn mannen<br />
en bereidde zijn ontbijt. Toen hij daarmee klaar was, leidde hij zijn vette vee de grot uit, nadat hij de<br />
grote deur-steen zonder moeite had weggenomen. En hij deed hem ook weer voor de ingang, zoals<br />
iemand de deksel doet op een pijlkoker. Met druk gefluit dreef hij zijn kudde de bergen in, die<br />
Cycloop, maar ik was er ook nog en dacht al na over een manier om hem te verslaan; ik wilde mij<br />
wreken en bad dat Athene mij roem zou verlenen.<br />
Opdracht 12<br />
‘Alles verslond hij, zoals een leeuw in de bergen vreet: ingewanden, vlees, de beenderen<br />
met het merg, niets liet hij over’.<br />
- Geef van afb. 3 (hieronder) en afb. 4 (volg. pag.) aan, hoe de maker deze tekst uitbeeldt.<br />
- Verklaar het verschil in de wijze waarop Odysseus is afgebeeld.<br />
Afb. 3. Detail van Lakonische schaal. Derde kwart 6e eeuw v.Chr. Parijs. Nationale Bibliotheek.<br />
De list<br />
Het volgende plan leek mij het best. Ik kwam er op door een grote knuppel van de Cycloop, de<br />
nog groene stam van een olijf, die bij een van de hokken lag. Hij had hem afgesneden om te drogen<br />
en dan als stok te gebruiken. In onze ogen leek hij groot genoeg voor de mast van een zwart schip<br />
met twintig roeibanken, een breed vrachtschip, dat de hoge zeeën bevaart; van zo’n mast leek hij ons<br />
de lengte en dikte te hebben. Ik hakte er een stuk af ter grootte van een vadem en liet dit door mijn<br />
mannen glad maken. Toen zij klaar waren hakte ik aan onze paal een puntig uiteinde, dat ik<br />
verhardde in de vlammen van het vuur. Het zo verharde instrument verborg ‘ik goed onder de mest,<br />
want er lag daarvan een ongelooflijk dikke laag door de hele grot heen. Daarna beval ik de anderen<br />
erom te loten, wie met mij het waagstuk zouden moeten ondernemen de paal op te tillen en in zijn<br />
oog te boren, wanneer de zoete slaap hem bevangen hield. Het lot weest juist hen aan, die ikzelf zou<br />
hebben gekozen, vier mannen bij wie ik mij als vrijwilliger aansloot.<br />
69/125