HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
HERMENEUS jrg 56-1984 nummer 2 - Tresoar
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Polyphemus op de planken<br />
Odysseus’ Cycloop-avontuur is af en toe behandeld in de Attische comedie, maar<br />
van de betreffende stukken zijn alleen wat titels en/of korte fragmenten bewaard<br />
gebleven. Wel beschikken we over een compleet satyrspel van de hand van Euripides<br />
(± 485-406), getiteld ‘Cvclops’. Polyphemus houdt daarin al enige tijd de oude<br />
Silenus met een aantal satyrs gevangen, wanneer Odysseus arriveert. Deze vraagt<br />
hun hulp om de Cycloop van zijn gezichtsvermogen te beroven, maar als het er op<br />
aankomt hebben de satyrs ineens allerlei smoesjes: ‘vuiltje in m’n oog’, ‘m’n voet<br />
verzwikt’, enz. Odysseus’ bemanning moet er dan aan te pas komen om het karwei te<br />
klaren en zo de satyrs te bevrijden. In verband met de toneeleisen zijn er enkele<br />
wijzigingen ten opzichte van Homerus: het stuk speelt vóór de grot van de Cycloop;<br />
het blindmaken is minder essentieel voor de bevrijding van de gevangenen, maar<br />
gebeurt vooral uit wraak voor het verorberen van enkele bemanningsleden; en in<br />
verband met het verplichte snufje erotiek is er een scène, waarin de dronken<br />
Polyphemus verliefd wordt op Silenus en hem op het toneel achterna zit. Het stuk<br />
speelt in zoverre ook in op de problematiek van Euripides’ tijd, dat de Cycloop, als<br />
principieel wettenverachter, een extreme vertegenwoordiger is van de groep van<br />
voorstanders van het natuurrecht, en als zodanig het publiek herinnerd kan hebben<br />
aan de radicale sofisten, die ook de physis (natuur) stelden boven de nomos (wet).<br />
‘Der Hirt auf dem Felsen’<br />
Rond 405 v. Chr. kwam in Syracuse op Sicilië Dionysios I aan de macht, een<br />
tyranniek vorst met weinig scrupules. Hij moet eruit gezien hebben als een<br />
zwaargebouwd man met rossig haar en veel sproeten. In ietwat onverwacht contrast<br />
met dit alles stond zijn artistieke kant: in zijn vrije uren was hij amateurkitharaspeler,<br />
dichter en componist. Een van de hofdichters van Dionysios, Philoxenos<br />
van Kithera, werd eens door de tyran betrapt met diens maitresse, een aantrekkelijke<br />
fluitspeelster. Philoxenos werd daarop in een van de beruchte steengroeven<br />
van Syracuse opgesloten. Maar de dichter nam wraak, door in de steengroeve een zg.<br />
mimos (eenacter) te vervaardigen, waarin een lompe Cycloop ten tonele wordt<br />
gevoerd, die op de helling van de Etna verliefd zit te zijn op een lieftallige zeenimf,<br />
Galatea. Deze verliefdheid slaat zelfs poëtische kwaliteiten bij de bruut los: in het<br />
toneelstukje brengt hij een ‘Ständchen’ aan zijn geliefde, maar het is een ‘vergebliches<br />
Ständchen’, want Galatea neemt een loopje met de eenogige lomperik en gaat<br />
er met Odysseus vandoor. Het Syracusaanse publiek van die tijd zal er weinig moeite<br />
mee gehad hebben om in de zingende Cycloop Dionysios, in Galatea de fluitspeelster<br />
en in Odysseus Philoxenos te herkennen.<br />
Deze ombouw van het traditionele gegeven is in de Griekse literatuur zeer populair<br />
geworden. Het contrast tussen de lieftallige nimfen de onbehouwen eenogige reus<br />
appelleerde door de combinatie van het pathetische en het groteske kennelijk zeer<br />
aan de smaak van de Hellenistische dichters. Omdat deze wellicht minder goed<br />
bekend zijn, veroorloof ik mij hier even een uitweiding.<br />
Hellenistische poëzie<br />
Onder de Hellenistische periode verstaat men doorgaans de rijd tussen Alexander<br />
de Grote en keizer Augustus, dus ruwweg van 330 tot 30 v. Chr. In deze tijd werkten<br />
‘literati’ in besloten kringen als het Pergameense hof en het Mouseion van<br />
Alexandrië, waar zij grote bibliotheken tot hun beschikking hadden en op grond van<br />
6/62