28.09.2013 Views

er - Home

er - Home

er - Home

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Key to<br />

ex<strong>er</strong>cises<br />

196<br />

Ex<strong>er</strong>cise 24.2<br />

1b. 2b. 3a. 4b. 5a.<br />

Ex<strong>er</strong>cise 24.3<br />

1 Sanne heeft geen zin om vandaag een rok en een bloes aan te trekken.<br />

2 In een spijk<strong>er</strong>broek en een trui zit ze aan het ontbijt. 3 Erik vraagt of<br />

Sanne gist<strong>er</strong>en bij de bakk<strong>er</strong> is geweest/geweest is. 4 Ze zegt dat ze <strong>er</strong> nog<br />

niet is geweest/geweest is. 5 Erik zegt dat dat v<strong>er</strong>velend is, want <strong>er</strong> is nu<br />

geen v<strong>er</strong>s brood.<br />

Ex<strong>er</strong>cise 24.4<br />

1 Pet<strong>er</strong> v<strong>er</strong>telt = CC, dat hij zijn buskaart niet kon vinden = SC, toen hij<br />

vanmorgen in de bus stapte = SC. 2 Omdat de buschauffeur hem wel eens<br />

e<strong>er</strong>d<strong>er</strong> had gezien = SC, liet hij hem zond<strong>er</strong> kaart de bus in = CC, maar<br />

dat was alleen voor deze ene ke<strong>er</strong> = CC. 3 Op school ontdekte Pet<strong>er</strong> =<br />

CC, dat de kaart in zijn wiskundeboek zat = SC, die nog tot het eind van<br />

de maand geldig is = SC. 4 Tijdens de wiskundeles zat Pet<strong>er</strong> zich aldoor<br />

af te vragen = CC, hoe die kaart in dat boek t<strong>er</strong>echtgekomen was = SC.<br />

5 Maar hij kon zich niet me<strong>er</strong> h<strong>er</strong>inn<strong>er</strong>en = CC, wat hij gist<strong>er</strong>en na<br />

schooltijd met de kaart had gedaan = SC.<br />

Ex<strong>er</strong>cise 24.5<br />

1...heb je goede kampe<strong>er</strong>spullen nodig. 2 ...omdat het ’s avonds best<br />

koud kan zijn. 3...dus is het/het is v<strong>er</strong>standig om regenlaarzen in te pakken.<br />

4...moet de tent met extra tenthaken worden vastgezet/vastgezet<br />

worden. 5...want het is <strong>er</strong> in de zom<strong>er</strong> altijd <strong>er</strong>g druk. 6...heb je op<br />

een waddeneiland altijd een mooie vakantie.<br />

Ex<strong>er</strong>cise 24.6<br />

1 Op zat<strong>er</strong>dag moeten de gordijnen naar de stom<strong>er</strong>ij gebracht worden.<br />

2 Sanne wil op woensdag de vlo<strong>er</strong>bedekking in de kam<strong>er</strong> laten reinigen/<br />

Sanne wil de vlo<strong>er</strong>bedekking in de kam<strong>er</strong> op woensdag laten reinigen.<br />

3 Erik vraagt of de glazenwass<strong>er</strong> moet komen. 4 Vorig jaar heeft de glazenwass<strong>er</strong><br />

alle ramen gewassen. 5 Sanne zegt dat ze wil prob<strong>er</strong>en de ramen<br />

zelf te wassen/Sanne zegt dat ze zelf wil prob<strong>er</strong>en de ramen te wassen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!