Een geschiedenis van Hongarije.pdf - Kees Bakker over Hongarije
Een geschiedenis van Hongarije.pdf - Kees Bakker over Hongarije
Een geschiedenis van Hongarije.pdf - Kees Bakker over Hongarije
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
De Jodenwetten<br />
In <strong>Hongarije</strong> was er in 1937 weer sprake <strong>van</strong> oplaaiend antisemitisme <strong>van</strong> onderop. Zo<br />
deden zich in Pécs in februari <strong>van</strong> dat jaar meerdaagse antisemitische ongeregeldheden<br />
voor. Ze begonnen aan de universiteit, waar betogers handhaving <strong>van</strong> de numerus clausus<br />
eisten. Tijdens de betoging werden verschillende Joodse studenten in elkaar geslagen. In<br />
de stad moesten Joodse winkels het ontgelden. Ook de ramen <strong>van</strong> de synagoge gingen in.<br />
De sfeer in het land veranderde zo snel, dat de regering er zich op kon beroepen, toen ze<br />
in 1938 kwam met wat achteraf de eerste Jodenwet was.<br />
De Jodenwet was een typisch staaltje <strong>van</strong> antisemitisme <strong>van</strong> bovenaf. Net als destijds de<br />
numerus-claususwet speelde ook deze wet een rol in de buitenlandse politiek. Het was<br />
een gebaar richting Hitler. De internationaal-politieke betekenis <strong>van</strong> de wet werd nogeens<br />
onderstreept door het feit, dat de Jodenwet <strong>van</strong> kracht werd op het moment, dat in<br />
Boedapest een internationaal rooms-katholiek congres (het z.g. Eucharistische Congres,<br />
25-28 mei 1938) werd gehouden. Onder de aanwezigen was de latere paus Pius XII. Béla<br />
Imrédy (1891-1946), de minister-president onder wie de eerste Jodenwet in het staatsblad<br />
kwam, trad er op 27 mei als spreker op.<br />
Kálmán Darányi die het ontwerp op 8 april 1938 indiende, ging aan de<br />
buitenlandspolitieke kant <strong>van</strong> de zaak voorbij en betoogde, dat wettelijke maatregelen<br />
nodig waren om het antisemitisme in het land de wind uit de zeilen te nemen. Aan de<br />
vooravond <strong>van</strong> de indiening <strong>van</strong> de wet had hij de Joodse gemeenschap zelfs om begrip<br />
gevraagd en het lijkt erop, dat hij het wetsontwerp pas indiende nadat hij inderdaad <strong>van</strong><br />
die kant geruststellende signalen had ont<strong>van</strong>gen.<br />
Volgens de wet mochten Joden niet meer dan 20 procent vormen <strong>van</strong> de beoefenaren <strong>van</strong><br />
de gestudeerde beroepen. Ook bij de beambten in het bedrijfsleven moest het percentage<br />
volgens deze wet terug naar 20. In die tijd was volgens een schatting bijna de helft <strong>van</strong> de<br />
beambten in het bedrijfsleven <strong>van</strong> Joodse afkomst.<br />
Tegelijk met de eerste Jodenwet trad een antisemitische perswet in werking. De perswet<br />
maakte niet alleen een einde aan Joodse tijdschriften en publicaties. Ook het<br />
toonaangevende literaire tijdschrift Nyugat hield op te verschijnen. Maar het bleef niet bij<br />
maatregelen die door een wet werden gesanctioneerd: hoewel er onder de werknemers bij<br />
de <strong>over</strong>heid maar erg weinig Joden meer waren, begonnen de lands<strong>over</strong>heid en<br />
verschillende gemeentebesturen in 1938 Joodse werknemers te ontslaan.<br />
Anders dan in de numerus-claususwet werd het begrip Jood in deze wet religieus<br />
gedefiniëerd. De wet was danook niet <strong>van</strong> toepassing op mensen die tot het christendom<br />
waren <strong>over</strong>gegaan. Althans, de wet voerde daarvoor een deadline in. Alleen namelijk wie<br />
zich voor 1 augustus 1919 had laten dopen, werd door de wet als ‘christen’geaccepteerd.<br />
Dit betekende, dat vooraanstaande Joodse persoonlijkheden in het zakenleven, die in het<br />
algemeen gedoopt waren, niet onder de wet vielen. Op Joodse intellectuelen die afscheid<br />
hadden genomen <strong>van</strong> het Joodse geloof, maar niet tot een kerkgenootschap waren<br />
toegetreden, was de wet wel <strong>van</strong> toepassing.<br />
Verschillende kerkleiders spraken zich voor de wet uit. Dit gold bijvoorbeeld voor de<br />
e<strong>van</strong>gelische bisschop Sándor Raffay (1886-1947) en voor de hervormde bisschop László<br />
Ravasz (1882-1975).<br />
Opmerkelijk was, dat niet alleen de sociaal-democratische lagerhuisleden tegen de wet<br />
protesteerden, maar dat ook István Bethlen publiekelijk <strong>van</strong> zijn afkeuring blijkgaf.<br />
Bethlen wees er onder meer op, dat met de wet het principe <strong>van</strong> de rechtsgelijkheid<br />
<strong>over</strong>boord ging. Ook in de regering was er een tegenstander: de minister <strong>van</strong> justitie<br />
204