04.09.2013 Views

Een geschiedenis van Hongarije.pdf - Kees Bakker over Hongarije

Een geschiedenis van Hongarije.pdf - Kees Bakker over Hongarije

Een geschiedenis van Hongarije.pdf - Kees Bakker over Hongarije

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

genereren voor de provincies en voor ’s keizers kas. Het verpachten <strong>van</strong> rechten aan<br />

Joden leverde de desbetreffende grootgrondbezitters forse inkomsten op. Op het 250 000<br />

hektare grote bezit <strong>van</strong> de familie Schönborn in Munkácsszentmiklós in de provincie<br />

Bereg (nu in Roemenië) pachtten Joden het recht om drank te schenken, het recht om<br />

vlees te verkopen, het recht om graan te malen, het recht om pacht te vergaren en het<br />

recht om kaarsen en kosjere wijn te verkopen. De inkomsten uit deze pachten beliepen<br />

maar liefst een derde <strong>van</strong> de totale inkomsten uit dit landgoed.<br />

Veel Joden ontwikkelden op het gebied <strong>van</strong> de landheer handelsactiviteiten. Uit de telling<br />

<strong>van</strong> 1735 blijkt, dat een derde <strong>van</strong> de Hongaarse Joden zijn brood in de handel verdiende.<br />

Meestal waren het winkeliers: volgens de telling had een kwart <strong>van</strong> de Hongaarse Joden<br />

een winkel. De anderen waren marskramers of reizende kooplui. <strong>Een</strong> enkeling was actief<br />

in de groothandel. Daarbij ging het vooral om het opkopen en verkopen <strong>van</strong> zaken als<br />

huiden en leer, wol en veren. Ook in de wijnhandel waren Joden actief. In de handel in<br />

wijn op Polen verwierven Joodse kooplui zich zelfs een monopoliepositie.<br />

Veel Joodse inwoners leefden verder <strong>van</strong> het pachten <strong>van</strong> rechten <strong>van</strong> de landheer, zoals<br />

het recht om jenever te stoken, een kroeg te exploiteren of tabak te verkopen. Vooral in<br />

het noordoosten, in de omgeving <strong>van</strong> Munkács (Mukacevo), pachtten Joden ook wel<br />

tollen en het maalrecht.<br />

Onder de Joodse inwoners waren echter ook heel wat ambachtslieden. Vaak waren dat<br />

ambachten, waarin het ging om de verwerking <strong>van</strong> een grondstof uit de landbouw. Joden<br />

waren bijvoorbeeld bontwerkers, zeepzieders, leerlooiers of linnenververs. Maar anderen<br />

waren als glaszetters, kleermakers, kappers, of slagers actief. Tenslotte waren er ook wel<br />

Joden die zich op een landgoed als boer vestigden of een wijngaard pachtten.<br />

Joden die in de loop <strong>van</strong> de eeuw een beroep deden op bescherming <strong>van</strong> de keizer, kregen<br />

meestal nul op het rekest. Dit veranderde in het laatste kwart <strong>van</strong> de eeuw, tijdens het<br />

bewind <strong>van</strong> keizer Jozef II. <strong>Een</strong> belangrijk signaal was de opheffing <strong>van</strong> de orde <strong>van</strong> de<br />

Jezuïeten in 1773. Als verlicht vorst was Jozef <strong>van</strong> mening, dat de Joden in principe net<br />

zulke onderdanen waren als de anderen. Er moest, vond hij, een eind komen aan de<br />

perifere positie <strong>van</strong> de Joden. Ze moesten in de Hongaarse samenleving opgenomen<br />

worden, ‘christenen’ of op zijn minst ‘nuttige leden der maatschappij’ worden, zoals de<br />

keizer het in 1781 formuleerde. De grote massa <strong>van</strong> de Joodse bevolking die <strong>van</strong> de<br />

handel leefde, moest dat leven inruilen voor een bestaan als boer of ambachtsman.<br />

Om geschikt te worden voor dit nieuwe burgermans- of boerenbestaan moesten zij zich<br />

beter onderwijs laten welgevallen, hun eigen taal opgeven en, zoals Jozef schreef, ook<br />

nogeens afscheid nemen <strong>van</strong> bepaalde ‘eigenaardige vooroordelen’.<br />

De opvattingen <strong>van</strong> Jozef II spoorden met de gedachtengangen <strong>over</strong> gelijkberechtiging<br />

<strong>van</strong> de Joden in verlichte kringen elders in Europa. Ook daar was men <strong>van</strong> mening, dat<br />

emancipatie samen moest gaan met assimilatie, met de versmelting <strong>van</strong> de Joden met de<br />

natie in kwestie. De gelijkberechtiging die de Joden in het vooruitzicht werd gesteld, gold<br />

niet de Joodse bevolking als collectief, maar de Joden als individuele staatsburgers. Net<br />

als Jozef II waren ook de andere verlichte heersers <strong>van</strong> mening dat de Joden eigenlijk<br />

‘christenen’ moesten worden, dat wil zeggen, de heersende morele en<br />

levensbeschouwelijke opvattingen moesten <strong>over</strong>nemen.<br />

In 1783 kwam de keizer met een heel pakket aan maatregelen gericht op de positie <strong>van</strong> de<br />

Joden. Jozef zette een streep door tal <strong>van</strong> oude verboden en beperkende bepalingen, maar<br />

moest op enkele punten toch nog altijd gevestigde belangen ontzien. Zo bepaalde hij, dat<br />

Joden zich wel in de ‘koninklijke steden’ mochten vestigen, maar dat Joodse<br />

73

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!