76 INSpmATIE DOOR BIJEN IN DE DROOM zijn). Het is echter jammer, dat <strong>de</strong> aangehaal<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n op <strong>de</strong> aangegeven plaats niet te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n zijn; zelfs staan ze nergens bij Servius en zelfs - voorzover valt na te gaan, nergens bij enige Latijnse auteur. Eitrem 1), die het citaat overnam, is daarvan <strong>de</strong> dupe gewor<strong>de</strong>n. Ook het Bureau van <strong>de</strong> Thesaurus L<strong>in</strong>guae Lat<strong>in</strong>ae, <strong>door</strong> mij geraadpleegd, kon het citaat niet thuisbrengen. In elk geval, se non è vero, è ben trovato! 1) a.w. 52,3. 336
NYMFEN EN BIJEN ExcursU8 I Tussen nymfen en <strong>bijen</strong> bestond oudtijds een nauwe betrekk<strong>in</strong>g en zelfs een zekere mate van i<strong>de</strong>ntiteit. Ik ben mij bewust, dat <strong>de</strong>ze uitspraak verwon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en tegenspraak zal wekken. Maar mij troost <strong>de</strong> gedachte, dat an<strong>de</strong>ren mij daar<strong>in</strong> vóór zijn geweest, en dat het met <strong>de</strong> reacties <strong>in</strong> <strong>de</strong> wetenschappelijke discussies nogal losgelopen is. Reeds <strong>in</strong> 1829 schreef Lo be ck 1), naar aanleid<strong>in</strong>g van het feit, dat <strong>de</strong> 6Jetal als b~ien verschenen: "Daarover zal hij zich niet verwon<strong>de</strong>ren, die zich her<strong>in</strong>nert, dat ook <strong>de</strong> vriend<strong>in</strong> van Rhoikos, een nymf (Charon, schol. Apoll. 2,471; Theocr. 3,13) en <strong>de</strong> Muzen zelf, <strong>in</strong> wier bescherm<strong>in</strong>g <strong>de</strong> <strong>bijen</strong> ston<strong>de</strong>n (Varro, r.r. 3, 16, 7) - eertijds, toen zij voor <strong>de</strong> Ioniërs als lei<strong>de</strong>rs <strong>in</strong> hun vertrek optra<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>ze gedaante had<strong>de</strong>n aangenomen (Philostr., Imagg. 2,8,825) en die ver<strong>de</strong>r overweegt, hoeveel <strong>de</strong>ze gevleugel<strong>de</strong> <strong>in</strong>secten met Nymfen gemeen hebben, ten eerste omdat zij <strong>in</strong> bomen wonen, en ver<strong>de</strong>r, omdat zij iets god<strong>de</strong>l~jks en voorkennis van <strong>de</strong> toekomst hebben, naar men gelooft." Terwijl ook Ol ck 2) uitsprak: "alle Nymphen nannte man Bienen." Behalve <strong>de</strong> twee punten van overeenkomst, <strong>door</strong> Lobeek genoemd, komen nog verschillen<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g. Immers: 1 0. evenals <strong>bijen</strong> wonen ook Nymfen bij voorkeur <strong>in</strong> grotten: <strong>de</strong>nk aan <strong>de</strong> Dictaeïsche grot, waar volgens <strong>de</strong> sage <strong>de</strong> jonge Zeus <strong>door</strong> Nymfen gevoed zou zijn, maar Euhemerus vertegenwoordigt - waarschijnlijk onbewust - een ou<strong>de</strong>re traditie, volgens welke het <strong>bijen</strong> waren, die hem met hon<strong>in</strong>g grootbrachten 3), en ver<strong>de</strong>r aan <strong>de</strong> nymfengrot bij Homerus, Od. 13,103 v. Weliswaar geldt dit <strong>in</strong>zon<strong>de</strong>rheid van <strong>de</strong> Naja<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> Bronnymfen, stellig <strong>de</strong> oudste kategorie on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> velerlei nymfen. 2°. is er niet alleen sprake van <strong>in</strong>spiratie <strong>door</strong> <strong>bijen</strong>, maar ook <strong>door</strong> nymfen (boven p. 13 spraken wij van vijf <strong>in</strong>spiratiebronnen, maar noem<strong>de</strong>n <strong>de</strong> vijf<strong>de</strong> nog niet, om niet op ons betoog vooruit te grijpen). De ziener Bakis heet bij Pausanias 4) flavûç è" NVflqJwv, "<strong>in</strong> vervoer<strong>in</strong>g gebracht <strong>door</strong> <strong>de</strong> Nymfen"; dat is ook <strong>de</strong> z<strong>in</strong> van het beken<strong>de</strong> epitheton VVflqJÓA'Yj1r:roÇ 5). 1) Aglaophamus 817. 2) RE 3,449. 3) Colurn, 9,2,3; vgl. Weniger, Roseh. Lex. 2,2,2638, 19 v.v. 4) 4,27,4; vgl. Epimeni<strong>de</strong>s, Bouché.Leclercq 2,10l. 5) Vgl. H e iche lheim, RE 17,1552,43.1553,10; Bloch, Rosch. Lex. 3,1,513 v.v.; Roh<strong>de</strong>, Psyche 9.10, 2,68-,2. 337