Eindrapport Lessen Uit Recente Arbeidsmigratie - Tweede Kamer
Eindrapport Lessen Uit Recente Arbeidsmigratie - Tweede Kamer
Eindrapport Lessen Uit Recente Arbeidsmigratie - Tweede Kamer
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
32 Verslag openbaar gesprek met Prof. Dr.<br />
Bakker, manager taakgroep Sociaal Economisch<br />
Totaalbeeld CBS, de heer van der Velde,<br />
Gemeente Den Haag en Prof. Dr. Engbersen,<br />
hoogleraar sociologie Erasmus Universiteit,<br />
15 juni 2011.<br />
33 Korsten en de Jong (2009).<br />
3. Binationale migranten: zij komen hier voor langere tijd, hebben een<br />
sterke verbondenheid met Nederland en het land van herkomst;<br />
4. Vestigingsmigranten: zij blijven hier en hebben een sterke band met<br />
Nederland en een minder sterke band met het land van herkomst.<br />
De heer Engbersen: «Naar mijn overtuiging zal Nederland daar de<br />
komende decennia mee te maken hebben. Het eerste is de seizoensmigratie<br />
en de circulaire migratie, sterk georganiseerd door de uitzendbureaus<br />
in Nederland. Een typisch kenmerk van de arbeidsmigratie naar<br />
Nederland in vergelijking met andere Europese landen is de centrale rol<br />
van de uitzendbureaus. De schatting is dat ongeveer 50% via de uitzendbureaus<br />
plaatsvindt. Dat staat ook in de brief van de minister aan de<br />
<strong>Kamer</strong>. Dan praten we vooral over tijdelijke arbeid. Het gaat vaak over een<br />
all inclusive-arrangement, inclusief huisvesting. Als het werk is afgelopen,<br />
gaat men terug.<br />
Het tweede patroon is simpelweg de vestigingsmigratie. Het CBS<br />
(Centraal Bureau voor de Statistiek) heeft daarover wat cijfers gepubliceerd.<br />
Er is ook een categorie mensen die zal blijven.<br />
Het derde patroon noemen we met een modieus begrip «transnationale<br />
migratie». Hierbij gaat het om mensen die een patroon hebben à la de<br />
expats. Zij blijven hier drie tot vijf jaar en zijn goed geïntegreerd. Ze<br />
hebben contacten met Nederlanders en spreken redelijk Nederlands, maar<br />
hebben ook nog een sterke binding met het thuisland en zullen op termijn<br />
teruggaan. We kunnen dit ook het «expatpatroon» noemen.<br />
Het vierde patroon betreft de groep die we «footloose» noemen, een<br />
groep die slecht is geïntegreerd in Nederland en niet goed een voet aan<br />
de grond krijgt, maar ook slecht is geworteld in het thuisland. Het<br />
archetypische voorbeeld in Frankrijk zijn natuurlijk de Roma en de Sinti. In<br />
Nederland gaat het deels om de Bulgaren uit het Turkssprekende deel van<br />
Bulgarije. Zij hebben een werkvergunning nodig, maar hebben die vaak<br />
niet. Ze komen hier op goed geluk en hebben moeite om een plek te<br />
vinden. Tegelijkertijd is de binding met de plek waar ze vandaan komen<br />
ook niet al te best. Deze groep is het meest problematisch» 32<br />
3.3 Gemeenten hebben slecht zicht op het aantal<br />
arbeidsmigranten<br />
Een belangrijke bron om na te gaan hoeveel migranten er zijn in<br />
Nederland is de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). De GBA, voor<br />
1994 het bevolkingsregister, bevat persoonsgegevens van iedereen die in<br />
Nederland woont of gewoond heeft. Voor een juiste toepassing van deze<br />
administratie is de «Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens<br />
(WGBA)» in het leven geroepen. Deze wet regelt hoe een<br />
gemeente moet te handelen bij het opnemen, wijzigen en inzien van<br />
gegevens. Door het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) wordt<br />
toegezien op naleving van deze wet.<br />
In de praktijk blijkt de kwaliteit van het GBA onder de maat. Zo blijkt uit<br />
onderzoek dat in 2009 bij vijf procent van de personen fouten zaten in de<br />
administratiegegevens. 33 Daarnaast blijkt dat een groot deel van de<br />
migranten zich niet laat registreren. Professor Engbersen gaf tijdens de<br />
openbare gesprekken aan dat ruim een derde van de arbeidsmigranten<br />
zich niet laat registreren. Het gaat dan vooral om de circulaire en<br />
footloose migranten. Van hen laat iets meer dan veertig procent zich niet<br />
registreren. Van de transnationale groep en de vestigingsmigranten laat<br />
dertig respectievelijk tien procent zich niet registreren. 32<br />
<strong>Tweede</strong> <strong>Kamer</strong>, vergaderjaar 2011–2012, 32 680, nr. 4 33