393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home
393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home
393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
hoog. 889 Een Romeinse kelder in <strong>het</strong> Limburgse Vlengendaal bood tot aan de balkgaten <strong>van</strong> <strong>het</strong><br />
houten plafond een stahoogte <strong>van</strong> 1,6 meter. De volledig bewaard gebleven kelder in Maastricht was<br />
tot <strong>het</strong> hoogste punt <strong>van</strong> <strong>het</strong> tongewelf 1,7 meter hoog. Iets hoger was een kelder in Kerkrade met tot<br />
de balken 2 tot 2,2 meter stahoogte. 890 De hoge grondwaterstand beperkte in Voorburg de ruimte voor<br />
diepe kelders omdat ze zeer vochtig zouden zijn als ze tot vlak boven <strong>het</strong> grondwater uitgegraven<br />
zouden worden. Daarom is in Voorburg waarschijnlijk gekozen voor minder diepe kelders met een<br />
laag plafond. Het waren eerder souterrains waar<strong>van</strong> de bovenkant boven <strong>het</strong> maaiveld uitstak. Het<br />
venster bevond zich dan langs de stoep aan de onderkant <strong>van</strong> de buitenmuur. Op verschillende<br />
plaatsen zijn Romeinse kelders opgegraven die maar gedeeltelijk in de grond staken, maar in<br />
vergelijking met <strong>het</strong> aantal gewone kelders is die bouwwijze vrij zeldzaam. Voorbeelden zijn er onder<br />
meer in <strong>het</strong> Zwitserse Kaiseraugst en <strong>het</strong> Duitse Kempten. 891 De beste parallel biedt een kelder uit<br />
Bavay die eveneens half in de grond stak en ook aan de straatkant lag. Verder was deze kelder net<br />
als in Voorburg voorzien <strong>van</strong> een ronde stenen waterput in de hoek, in Bavay zelfs in twee hoeken. 892<br />
Aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> dit hoofdstuk wordt gewezen op de potentiële koelfunctie <strong>van</strong> ondergrondse ruimtes,<br />
wat zou verklaren waarom ondanks <strong>het</strong> hoge grondwaterniveau in Voorburg toch enkele kelders zijn<br />
aangelegd.<br />
Soms hadden Romeinse kelders een stenen tongewelf zoals in Maastricht. Maar de meeste<br />
kelders hadden een vlak balkenplafond zoals is aangetoond in onder andere Voerendaal en<br />
Kerkrade. 893 De Voorburgse muren waren in ieder geval te dun voor <strong>het</strong> dragen <strong>van</strong> een stenen<br />
tongewelf, zodat er een balkenplafond geweest zal zijn. In Vlengendaal lagen de balken blijkens de<br />
bewaard gebleven balkgaten circa drie voet uit elkaar en waren de balken een kleine decimeter dik. In<br />
Kerkrade waren de balkgaten met 11 bij 17 centimeter iets groter en bedroeg de onderlinge afstand<br />
slechts 0,33 meter, mogelijk omdat een zwaardere last gedragen moest worden. 894 De balken lagen<br />
om constructieve redenen veelal in de richting <strong>van</strong> de kortste overspanning, in Voorburg dus zeer<br />
waarschijnlijk <strong>van</strong> west naar oost.<br />
Het is goed mogelijk dat de stenen kelder <strong>van</strong> huis V<strong>II</strong>I.1 een houten voorganger had. Houten<br />
kelders bestonden vaak uit houten planken die aan de binnenzijde werden gesteund door palen. Die<br />
stonden in ieder geval op de hoeken en bij grotere lengtes ook tegen de wanden. Een latere stenen<br />
keldermuur werd doorgaans aan de binnenzijde strak tegen de houten kelderwand aangebouwd om<br />
niet opnieuw een kuil te hoeven graven en om <strong>het</strong> ruimteverlies te minimaliseren. 895 Daar<strong>van</strong> getuigen<br />
de inkepingen in <strong>het</strong> muurwerk waarin in 1988 paalgaten zijn aangetroffen. Kennelijk is aan de<br />
buitenkant om <strong>het</strong> houtwerk <strong>van</strong> een houten kelder gemetseld. Op de in 1988 gemaakte tekening<br />
staan bij de westelijke muur vier palen in totaal ruim vijf meter uit elkaar, zodat de hartafstand iets<br />
minder dan zes voet bedraagt. 896<br />
In de hoek <strong>van</strong> de kelder is gezien <strong>het</strong> samenhangende metselverband tijdens de bouw <strong>van</strong> de<br />
stenen kelder ook een ronde stenen waterput aangelegd. Blijkens <strong>het</strong> onderzoek <strong>van</strong> 1988 bestond de<br />
putschacht uit “twee boven elkaar geplaatste vierkante houten bakken” (afb. 12.5). De putrand was<br />
versterkt met een stenen kraag die begon ter hoogte <strong>van</strong> de oudere keldervloer en dus ongeveer een<br />
meter in de grond stak. De onderliggende vierkante schacht was circa 90 bij 80 centimeter groot. De<br />
stenen kraag had een diameter tussen de 70 en 80 centimeter (afb. 12.5). De onderkant <strong>van</strong> de put<br />
lag 1,40 meter beneden NAP 897 Blijkens een scherp gedateerde munt <strong>van</strong> Gordianus <strong>II</strong>I uit de<br />
onderste vulling lag deze put minimaal tot 240 na Chr. open. Dat is een belangrijke aanwijzing dat de<br />
betreffende huizen tot minimaal dat tijdstip zijn gebruikt. Een indirecte extra aanwijzing daarvoor is de<br />
muntschat die Reuvens vlakbij de westelijke muur <strong>van</strong> de kelder vond. Gezien de sluitmunt, een<br />
antoninianus <strong>van</strong> Philippus I (244 – 249 na Chr.), is de schat rond <strong>het</strong> midden <strong>van</strong> de 3 e eeuw<br />
begraven. Schrijvend over de kelder, vond Reuvens de muntschat “niet verre <strong>van</strong> dezelve”. Dat<br />
betekent dat deze niet in de kelder zelf is gevonden, zoals wel is verondersteld. Daardoor is een direct<br />
verband met de kelder en de woning onzeker. In de kelderput vond Reuvens onder meer een “ijzeren<br />
drievoet (<strong>van</strong> boven brons), een bronzen beker (?) en een wetsteen”. 898<br />
889 Gechter 2003,73 en afb. 54; Ditmar-Trauth 1995,46 noemt hoogtes <strong>van</strong> 1,5 tot 2,85 m (de meesten 1,8 - 2 m) .<br />
890 Goosens 1916,25-26 (Vlengendaal); Goossens 1953,34 (Maastricht); Tichelman 2005,65 (Kerkrade).<br />
891 Ditmar-Trauth 1995,199 (Kempten) en 296 (Kaiseraugst-Schmidmatt); voorbeelden ondiepe kelders Ditmar-Trauth 1995,52<br />
(1,5 m Caerwent) en 53 (1,4 m kelders 35 en 85 Pfünz).<br />
892 Thollard en Groetembrill 1999,28-34 en fig. 12.<br />
893 Ditmar-Trauth 1995,45; Tichelman 2005,65 (Kerkrade).<br />
894 Goossens 1916,26, maten afgeleid uit foto Taf <strong>II</strong> fig. 6 (Vlengendaal); Tichelman 2005,65 (Kerkrade).<br />
895 Ditmar-Trauth 1995,44-45 (algemeen) en 246 (voorbeelden Zugmantel); Von Petrikovits 1952,134 en Precht en Zieling<br />
2000,253 (Xanten).<br />
896 Hallewas 1989a,334-336 en afb. 13.<br />
897 Maten afgeleid <strong>van</strong> tekening RMO RA 30.e.18; Hallewas 1989a; Hagers, Hallewas en Koot 1989.<br />
898 Reuvens Dagboek I,48 noot c en 49 noot 7; Dagboek <strong>II</strong>,185: “Bij gebouw N<strong>II</strong> kamer I groen”; Arentsburg Geschiedenis,11 (ad<br />
I): bij westmuur kelder; Koot 2006b,267 (abusievelijk muntschat uit kelder).<br />
509