31.07.2013 Views

393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home

393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home

393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

ongeveer anderhalve meter beneden NAP, met erop een circa anderhalf decimeter dik laagje klei.<br />

Indien dit inderdaad de binnenste gracht is, zou de bodem <strong>van</strong> de gracht nog iets dieper liggen op<br />

ruim anderhalve meter beneden NAP, en mogelijk tot 1,35 meter beneden NAP met klei zijn opgevuld.<br />

De hoogte <strong>van</strong> <strong>het</strong> loopniveau moet op deze plaats <strong>van</strong> de ligging <strong>van</strong> <strong>het</strong> fundament <strong>van</strong> de<br />

stadsmuur worden afgeleid. Holwerda geeft aan dat iets ten noorden <strong>van</strong> boorprofiel 5 de kop <strong>van</strong> de<br />

houten heipalen <strong>van</strong> de stadsmuur zich ongeveer 1,45 meter beneden NAP bevond. 8 Verderop in dit<br />

hoofdstuk wordt aangegeven dat <strong>het</strong> Romeinse maaiveld zich op ongeveer 1,25 meter boven de<br />

paalfundering bevond, zodat <strong>het</strong> maaiveld bij dit deel <strong>van</strong> de stadsmuur op ongeveer 0,2 meter<br />

beneden NAP lag. Ter hoogte <strong>van</strong> boorprofiel 5 waarin de gracht tevoorschijn kwam, lag<br />

overeenkomstig de daling <strong>van</strong> de strandwal <strong>het</strong> Romeinse loopniveau mogelijk nog een paar<br />

decimeter lager op afgerond ongeveer een halve meter beneden NAP. Dat is ook <strong>het</strong> niveau waarop<br />

blijkens dit profiel met de hand een kleilaag achter de stadsmuur is aangebracht. Dat zou betekenen<br />

dat de door Van Giffen aangeboorde gracht hier ongeveer 0,8 tot 1 meter diep was. Dat is net rond<br />

eerder genoemde minimum norm <strong>van</strong> drie voet. Aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> hoofdstuk 6 is beschreven hoe De<br />

Jager in 2001 misschien vlakbij de Vliet de zuidelijke gracht heeft aangeboord met de zandbodem op<br />

1,85 meter beneden NAP (afb. 6.16). Maar die interpretatie is verre <strong>van</strong> zeker.<br />

In hoofdstuk 4 is bij de beschrijving <strong>van</strong> de westelijke en noordelijke stadsgrens al uitvoerig<br />

stilgestaan bij de reconstructie <strong>van</strong> de noordelijke grachten. Bij de noordwesthoek geeft Holwerda op<br />

zijn gepubliceerde kaart voor de binnenste gracht dieptes <strong>van</strong> 0,63 en 0,64 meter beneden NAP. Er is<br />

gereconstrueerd dat Holwerda in 1908 in twee sleuven in de buurt <strong>van</strong> de Arentsburghlaan de bodem<br />

<strong>van</strong> de binnenste gracht op 0,7 meter beneden NAP aantrof. Bij grondboringen in 1982-1984 en een<br />

aantal proefsleuven in 1984 kon de binnenste gracht nog verder naar <strong>het</strong> oosten worden gevolgd (afb.<br />

4.10– 4.12). In 1992 kwam bij een opgraving <strong>van</strong> de ROB waarschijnlijk de noordoosthoek<br />

tevoorschijn. Hoewel de sporen <strong>van</strong> de binnenste gracht zwaar verstoord waren, is in hoofdstuk 4<br />

aangegeven dat <strong>het</strong> hier waarschijnlijk om resten <strong>van</strong> deze binnenste gracht gaat. Deze had bij de<br />

noordoosthoek dan een diepte <strong>van</strong> 0,55 meter beneden NAP. In 1992 is ook dichter bij de Vliet een<br />

stuk <strong>van</strong> de oostelijke gracht gevonden, waarbij <strong>het</strong> waarschijnlijk om de binnenste gracht ging. Zoals<br />

beschreven in hoofdstuk 4 had dit stuk gracht minimaal een diepte <strong>van</strong> 0,52 meter beneden NAP.<br />

Over de oostelijke gracht uit de tijd <strong>van</strong> de vermoedelijke stadsuitbreiding is weinig bekend. Enige<br />

aanwijzing is een in 2002 waargenomen profiel (afb. 7.7). In hoofdstuk 7 is bij de bespreking <strong>van</strong> de<br />

oostelijke stadsmuur aangegeven dat met <strong>het</strong> naar <strong>het</strong> oosten aflopen <strong>van</strong> de strandwal de gracht ook<br />

wat dieper lag en ongeveer tot een meter beneden NAP in de grond stak. Omdat <strong>het</strong> grondwater hier<br />

ook wat lager stond, stond de gracht bij die diepte toch grotendeels droog.<br />

De buitenste gracht had bij de door Holwerda opgegraven noordwesthoek een diepte <strong>van</strong> 0,66<br />

meter beneden NAP. In de profielen <strong>van</strong> Holwerda dichter bij de Arentsburghlaan had de buitenste<br />

gracht een decimeter kleinere diepte <strong>van</strong> ongeveer 0,55 meter beneden NAP. Dat was ook de diepte<br />

die in augustus 1992 een stuk oostelijker is waargenomen toen door de ROB een profiel <strong>van</strong> de<br />

buitenste gracht getekend kon worden (afb. 4.13 en 4.14). De diepte <strong>van</strong> de noordelijke grachten was<br />

dus vrij constant. Daarbij leek de buitenste gracht in de in 1992 opgegraven noordoosthoek twee<br />

fasen te kennen waar<strong>van</strong> de jongere vulling met 0,5 meter beneden NAP iets minder diep ging.<br />

Dankzij genoemde waarnemingen valt een goed beeld te vormen <strong>van</strong> de breedte <strong>van</strong> de volledige<br />

verdedigingsgordel die in de laatste fase bestond uit een stenen stadsmuur en twee grachten. De<br />

waargenomen hartafstand tussen de stadsmuur en de binnenste gracht varieert tussen de 7,5 en 8,5<br />

meter. Bij de westelijke stadsmuur is in de meeste profielen <strong>van</strong> Holwerda de afstand tussen de<br />

achterzijde <strong>van</strong> <strong>het</strong> fundament en de bodem <strong>van</strong> de binnenste gracht hart op hart ongeveer negen<br />

meter (circa 30 Romeinse voet) (afb. 9.1 en 9.3). Met 1,3 meter fundamentbreedte is de hart-op-hart<br />

afstand dan ongeveer 8,5 meter. Dat is ook ongeveer de afstand <strong>van</strong>af de noordelijke stadsmuur kort<br />

na de noordwesthoek. Maar daarna nam Holwerda op <strong>het</strong> door Reuvens opgegraven terrein een iets<br />

kleinere hartafstand <strong>van</strong> ongeveer 7,5 meter waar. 9 Aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> hoofdstuk 4 is beschreven dat<br />

iets oostelijker in <strong>het</strong> trapveldje ten oosten <strong>van</strong> de Arentsburghlaan een hartafstand <strong>van</strong> ongeveer acht<br />

meter is waargenomen, zowel bij de noordelijke als oostelijke stadsmuur. De hartafstand <strong>van</strong> de<br />

stadsmuur tot de buitenste gracht varieert in de meeste gevallen tussen de 15 en 17 meter. De<br />

hartafstand tussen beide grachten ligt meestal tussen de 6,5 en 8,5 meter. De verschillen ontstaan<br />

vooral waar de grachten voor wegen met een wegdam zijn onderbroken (afb. 9.14, 9.21 en 9.26), en<br />

bij de hoeken (afb. 4.14 en 9.4). Zo ligt in de noordwesthoek de buitenste gracht wat dichterbij met<br />

een hartafstand <strong>van</strong> ongeveer 15 meter.<br />

8<br />

Holwerda 1912b,8.<br />

9<br />

Zie profielen en vlaktekeningen grachten in Holwerda 1909d afb. 29; Holwerda en Evelein 1911 afb. 29; Holwerda 1923 afb.<br />

12.<br />

396

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!