393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home
393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home
393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
wal over oudere sporen heen. 17 Van Giffen stelde op basis <strong>van</strong> eigen waarneming vast dat de klei <strong>van</strong><br />
de onderzijde <strong>van</strong> de wal afkomstig was uit de kleilaag die hij langs de Vliet had aangetroffen. 18 Een<br />
dergelijke wal diende volgens de Romeinse auteurs Vitruvius en Vegetius om de muur aan de<br />
stadszijde te verstevigen tegen aanvallen met een stormram, en maakte ondergraving kansloos.<br />
Volgens Vitruvius zijn “muren <strong>het</strong> veiligst met toevoeging <strong>van</strong> een aarden wal omdat dan noch een<br />
stormram noch <strong>het</strong> ondermijnen of andere technische hulpmiddelen, schade kunnen berokkenen”.<br />
Vegetius schrijft: “een stormram kan een zo door een wal ondersteunde muur niet kapot krijgen. 19<br />
Volgens Vegetius werd de bij <strong>het</strong> graven <strong>van</strong> grachten vrijkomende aarde in de wal verwerkt. 20<br />
Zoals aangegeven aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> hoofdstuk 4, bij de bespreking <strong>van</strong> de eerste stadsgrens <strong>van</strong><br />
<strong>Forum</strong> <strong>Hadriani</strong>, is <strong>het</strong> goed mogelijk dat de basis voor de wal al is gelegd in de eerste fase <strong>van</strong><br />
<strong>Forum</strong> <strong>Hadriani</strong>. De inhoud <strong>van</strong> de binnenste gracht kon met genoemde walbreedte <strong>het</strong> materiaal<br />
leveren voor een circa anderhalf meter hoge wal. Bij de bouw <strong>van</strong> de stadsmuur kan de buitenste<br />
gracht nog zo’n hoeveelheid grond hebben geleverd. Aan <strong>het</strong> eind <strong>van</strong> dit hoofdstuk wordt<br />
voorgerekend dat in totaal per strekkende meter circa achttien kubieke meter grond voor de wal nodig<br />
was. Dat betekent dat de helft <strong>van</strong> elders aangevoerd moest worden. Hoewel de basis <strong>van</strong> klei was, is<br />
<strong>het</strong> goed mogelijk dat <strong>het</strong> opgaande deel <strong>van</strong> de wal deels <strong>van</strong> zand was. Dat was in <strong>het</strong> noorden <strong>van</strong><br />
de nederzetting namelijk de grondsoort die bij <strong>het</strong> graven <strong>van</strong> de grachten tevoorschijn kwam en<br />
mogelijk ook is gebruikt bij <strong>het</strong> afgraven <strong>van</strong> extra grond.<br />
Goed bewaard gebleven voorbeelden in Groot-Brittannië illustreren dat de wal aan de achterzijde<br />
doorgaans een helling <strong>van</strong> circa 45 procent had. 21 Dat maakte <strong>het</strong> voor de verdedigers mogelijk op<br />
iedere gewenste plaats de wal te beklimmen en een aanval massaal af te slaan. Een dergelijke helling<br />
is namelijk ook normaal voor trappen, wat in de Romeinse tijd al <strong>het</strong> geval was. 22 Zoals Vegetius <strong>het</strong><br />
beschrijft, diende de wal tevens “om een makkelijke en geleidelijke bestijging <strong>van</strong>af <strong>het</strong> grondniveau<br />
tot de top <strong>van</strong> de weergang mogelijk te maken”. 23 De wal kon eenvoudig met gras begroeid raken,<br />
zoals zichtbaar is gemaakt bij de reconstructie in Xanten. Daartoe kon de wal bekleed worden met<br />
graszoden. Dat kon zeker wenselijk zijn indien <strong>het</strong> talud bestond uit zand dat minder vast was dan klei.<br />
Om die reden zijn in de Nijmeegse zandbodem zoden gebruikt om een grachtwand te versterken. 24 In<br />
Valkenburg is onderaan de wal een goot gevonden voor de afvoer <strong>van</strong> <strong>het</strong> afstromende regenwater. 25<br />
Beschikkend over de sporen <strong>van</strong> zowel de grachten, <strong>het</strong> fundament en de achterliggende wal, is<br />
<strong>het</strong> mogelijk een redelijk betrouwbaar beeld te vormen <strong>van</strong> de Voorburgse stadsmuur. Defensief<br />
gezien was <strong>het</strong> <strong>van</strong> groot belang dat de verdedigers <strong>van</strong>af de weergang de bodem <strong>van</strong> de gracht<br />
konden zien. Daarmee werd voorkomen dat aanvallers zich in de gracht konden verschuilen. Uit <strong>het</strong><br />
profiel <strong>van</strong> de grachten valt af te leiden hoe hoog de weergang minimaal moest zijn om de<br />
grachtboden te kunnen zien. Het gereconstrueerde profiel levert op die basis een minimale ooghoogte<br />
<strong>van</strong> circa 4,5 meter op. Met de lichaamslengte uit die tijd zaten de ogen zo’n anderhalve meter boven<br />
de grond. De weergang moest dus minimaal drie meter hoog zijn om in de grachten te kunnen kijken<br />
(afb. 9.3). Daarbij is in de praktijk wellicht een veiligheidsmarge aangehouden zodat de weergang<br />
wellicht nog iets hoger was.<br />
De maximale hoogte volgt uit een aantal vuistregels die de Romeinen bij de bouw hanteerden<br />
(afb. 9.9). Zo stelt Vitruvius dat de breedte <strong>van</strong> <strong>het</strong> loopvlak achter de borstwering met kantelen (de<br />
‘weergang’) “zodanig moet zijn dat gewapende mannen elkaar op de top ongehinderd kunnen<br />
passeren”. De Romeinse auteur Hyginus geeft suggereert zelfs een concrete maat: minimaal acht<br />
voet weergangbreedte. 26 Dat is in de praktijk een veel voorkomende maat. Zo waren stadsmuren als<br />
in Trier en Rome te hoog voor een aarden wal. Met een muurbreedte <strong>van</strong> circa tien voet (drie meter)<br />
en een gemiddeld 2 voet dikke borstwering, was er bovenop dergelijke stadsmuren netto een 8 voet<br />
brede weergang. Bij een aan de onderkant 6,6 meter brede Voorburgse wal en een helling <strong>van</strong> 45<br />
graden, kan de wal maximaal 4,2 meter hoog zijn om aan de bovenzijde acht voet (2,4 meter)<br />
loopruimte over te houden (afb. 9.9). In de praktijk was de weergang soms nog wat breder, in welk<br />
geval de wal nog iets lager geweest moet zijn. De wal was eveneens lager als de helling wat kleiner<br />
dan 45 graden was. De weerganghoogte <strong>van</strong> 4,2 meter is in Voorburg dus echt een maximum.<br />
17<br />
Holwerda en Evelein 1911 afb. 29; Holwerda 1912b,8, 12; Holwerda 1913,4 en afb. 1; dat <strong>het</strong> spoor <strong>van</strong> de kleibank naar <strong>het</strong><br />
noorden “langzamerhand” verdwijnt is wellicht <strong>het</strong> gevolg <strong>van</strong> <strong>het</strong> daar hoger gelegen Romeinse maaiveld, met grotere kans op<br />
verstoring <strong>van</strong> de sporen.<br />
18<br />
Van Giffen en Martin 1912b.<br />
19<br />
Johnson 1983a,56 noot 19; Vitruvius, De Architectura I,5,5; Vegetius, Epitoma Rei Militaris IV,3.<br />
20<br />
Vegetius, Epitoma Rei Militaris IV,3.<br />
21<br />
Johnson 1983a,62 en 65; Krischen 1941,15 Abb. 12 (Pompeji).<br />
22<br />
Bijvoorbeeld de circa 40 graden bij afdruk houten trap in villa Kerkrade (Tichelman c.s. 2005,67 en afb. 5.2.19).<br />
23<br />
Johnson 1983a,56 (citaat) en noot 19; Vegetius, Epitoma Rei Militaris IV,3.<br />
24<br />
Willems en <strong>van</strong> Enckervort 2009,49.<br />
25<br />
Van Giffen 1955,30 en 60.<br />
26<br />
Vitruvius, De Architectura I, 5.3; Hyginus Cap 50; Jacobi 18.<br />
398