393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home
393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home
393 Deel II: het uiterlijk van Forum Hadriani “De ... - VU-DARE Home
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
nog sporen op <strong>het</strong> niveau <strong>van</strong> <strong>het</strong> Romeinse loopvlak bewaard waren gebleven. Zoals eerder<br />
aangegeven, bevonden dergelijke haarden zich vaak in de open buitenlucht. 933 Overigens is <strong>het</strong> ook<br />
mogelijk dat hier een restant <strong>van</strong> een grotere tegelvloer lag. Helaas zijn er geen andere aanwijzingen<br />
voor de uitgeoefende activiteiten. Vlakbij <strong>het</strong> vertrek vond Reuvens een kegelvormig stenen gewicht<br />
met vlakke onderkant, maar dat is waarschijnlijk <strong>van</strong> een weefgetouw afkomstig zoals die in veel<br />
Romeinse huishoudens voorkwamen.<br />
Een aardig detail bij dit huis is <strong>het</strong> grote blok steen dat Reuvens in dit huis aantrof vlakbij de<br />
gezamenlijke wand met <strong>het</strong> Huis met de bronzen Munten (huis V<strong>II</strong>I.3). Het lijkt namelijk te gaan om<br />
een steen die als fundament heeft gediend voor een hoekconstructie met rechthoekige houten palen<br />
die ongeveer een voet uit elkaar stonden, wat gezien die proporties bijvoorbeeld om een hekwerk zou<br />
kunnen gaan. Het gaat om een groot blok steen dat blijkens zijn tekening ongeveer een halve meter<br />
hoog is en bijna zeven decimeter lang en breed. In <strong>het</strong> midden bevindt zich een vierkant gat met<br />
zijden <strong>van</strong> zo’n anderhalve decimeter. Op een hartafstand <strong>van</strong> ongeveer drie decimeter is in twee<br />
aansluitende zijden de rand <strong>van</strong> elk de helft <strong>van</strong> nog zo’n gat zichtbaar. Omdat de gaten slechts zo’n<br />
decimeter diep zijn, zal <strong>het</strong> geen zware constructie zin geweest en valt te denken aan de hoek <strong>van</strong><br />
een hekwerk of dunne scheidingswand. Blijkens de profieltekening ligt <strong>het</strong> stuk steen weliswaar in de<br />
juiste positie met de gaten naar boven, maar ligt <strong>het</strong> wel schuin zodat <strong>het</strong> waarschijnlijk niet op exact<br />
de oorspronkelijke standplaats is gevonden. 934 Westelijker vond Reuvens bij de achterzijde <strong>van</strong> de<br />
woning in de lengterichting <strong>van</strong> <strong>het</strong> huis een “goot <strong>van</strong> leijen” (afb. 12.14). 935 Dat is vergelijkbaar met<br />
de positie <strong>van</strong> de stenen goot aan de achterzijde <strong>van</strong> <strong>het</strong> Huis met de Kelders (huis V<strong>II</strong>I.1). Het gaat<br />
om een langwerpige goot <strong>van</strong> leisteen met een wat onregelmatig V-vormig profiel die te maken kan<br />
hebben met een ambachtelijke activiteit in of nabij <strong>het</strong> Huis met de Porfierschildering (huis V<strong>II</strong>I.4).<br />
Huis V<strong>II</strong>I.5 (Huis met de grote maalsteen)<br />
In de nabijheid, waarschijnlijk <strong>het</strong> aangrenzende Huis met de grote Maalsteen (huis V<strong>II</strong>I.5), werd<br />
mogelijk op grotere schaal graan gemalen. Even ten zuiden <strong>van</strong> de aangrenzende ruimte vond<br />
Reuvens namelijk een complete maalsteen met een diameter <strong>van</strong> bijna drie voet (82 centimeter) en<br />
een dikte <strong>van</strong> negen centimeter (afb. 12.13 ad B): “Een geheele moolensteen ruim 2,5 voet in<br />
diameter, volgens nadere meting 0,82 el, dik 0,09 met een rond gat in <strong>het</strong> midden, groot in diameter<br />
0,11” aldus <strong>het</strong> dagboek (1 el = 1 meter). 936 De steen was aanzienlijk groter dan de kleine handmolens<br />
voor huishoudelijk gebruik, waar<strong>van</strong> Reuvens elders een vijf centimeter dik fragment vond met een<br />
diameter <strong>van</strong> ongeveer veertig centimeter. 937 De maalsteen uit <strong>het</strong> Huis met de Maalsteen was<br />
tweemaal zo groot. Dat was aanzienlijk omdat dergelijke stenen zelden groter zijn dan 0,9 meter. 938<br />
Omdat de steen gezien <strong>het</strong> grote gewicht <strong>van</strong> circa honderd kilo niet nodeloos versleept zal zijn, is <strong>het</strong><br />
goed denkbaar dat hij in de nabije omgeving is gebruikt. 939<br />
De door Reuvens getekende vondstpositie geeft aan dat deze grote maalsteen onder <strong>het</strong><br />
Romeinse maaiveld in de grond lag (afb. 12.3). De schuine positie waarin de steen is aangetroffen<br />
maakt <strong>het</strong> minder aannemelijk dat deze is gebruikt als basis voor een zuil zoals bijvoorbeeld in<br />
Cuijk. 940 Tijdens zowel de opgraving <strong>van</strong> BAAC (insula X) als <strong>het</strong> AAC (insula IX) is een maalsteen<br />
onderin een waterput gevonden. 941 Het is daarom interessant dat Reuvens die mogelijkheid hier ook<br />
oppert. Reuvens trof de steen in november 1833 aan, maar deed pas na de winter een mislukte<br />
bergingspoging. “Molensteen met droog weder getracht op te nemen” zo meldt <strong>het</strong> dagboek op 6<br />
maart 1834. Maar dat bleek “onmogelijk” omdat de steen bij de berging “schilfert en brokkelt in<br />
duizend stukken””. Eronder “lagen gewone harde tufsteenen ter grootte <strong>van</strong> seer grootte moppen”.<br />
Ook waren er resten <strong>van</strong> een mogelijke waterput: “Onder tegenwoordig begane grond 5 [voet, TB]<br />
nogal lig puin, misschien aangevulde put.” Het viel Reuvens op dat op die grote diepte <strong>van</strong> 5 voet<br />
(1,57 meter) onder <strong>het</strong> maaiveld geen zand <strong>van</strong> de strandwal aanwezig was maar “omwerkte grond en<br />
water. 942 Bij de uitwerking constateert hij dat bij deze huizen veel verbouwingen en aanpassingen zijn<br />
uitgevoerd, waaronder “<strong>het</strong> aanvullen denkelijk <strong>van</strong> eenen put met molensteen”. 943 Deze diepere<br />
sporen zijn niet te zien op zijn afbeelding (afb. 12.3) omdat deze werd gemaakt voordat de<br />
933<br />
Gerlach 1994,29.<br />
934<br />
RMO RA.30.c.10 (kaart) en RA.30.e.14.<br />
935<br />
Tekening RMO RA .e.12; positie aangegeven op de grote kaart <strong>van</strong> Reuvens.<br />
936<br />
Reuvens Dagboek <strong>II</strong>,113 (30 nov. 1833), in zijn ruimte ‘X<strong>II</strong>I’.<br />
937<br />
Reuvens Dagboek <strong>II</strong>,17 en 29 met tekening.<br />
938<br />
Kars 2005,277 noemt 39-60 cm voor handmolens en 60-90 cm voor mechanische molens.<br />
939<br />
Beek 2009,1 schat circa honderd kilo voor de iets kleinere (77 cm diameter) maalsteen uit insula IX.<br />
940<br />
Van Enckevort en Thijssen 2002b,41.<br />
941<br />
Bink en Franzen 2009,107 (BAAC); Koot 2009,38 afb. 8 (AAC).<br />
942 Reuvens Dagboek <strong>II</strong>,121.<br />
943 Reuvens Dagboek <strong>II</strong>,177.<br />
514