Rapport final de l'étude: Remèdes juridico-institutionnels pour une ...

2. Het interwijkennet is bestemd voor de korte en middellange afstanden en zorgt voor de eenheid
tussen de verschillende wijken: het bestaat uit interwijkenwegen. Deze wegen hebben een
verbindingsfunctie tussen naburige wijken en leiden het verkeer naar en weg van de wegen van
het gewestnet. Deze wegen kunnen dus expliciet het doorgaand verkeer opvangen (ook het
pendelverkeer). Voor de definitie van het interwijkennet werd evenwel uitgegaan van een
belangrijke regel: de continuïteit van de routes moet worden doorbroken opdat de
interwijkenwegen de facto geen hoofdwegen zouden worden.
3. Het wijknet is bestemd voor buurtverkeer met een zwak debiet en bestaat uit verzamelwegen,
die het inkomend verkeer in de wijk opvangen en het naar een weg van het interwijkennet of
gewestnet leiden. Het bestaat tevens uit plaatselijke straten die instaan voor de bediening van de
omwonenden. De leefkwaliteit van de omwonenden-, fietsers en voetgangers heeft hier voorrang.
De trajecten van het wijknet zullen slechts richtinggevend zijn. Het traject van de wijkwegen,
weergegeven op het ontwerp van G.B.P., dat in feite een grondplan is van de wegenkaart, is net
als het traject van groene en minerale aanleg op en langs de wegen en het traject van de wegen in
het spoorweggebied, richtinggevend.
De fietsroutes werden in het tweede ontwerp van G.B.P. niet vergeten en worden (zowel de bestaande als
de aan te leggen fietsroutes) weergegeven op de kaart van de wegen. De aanleg van deze fietsroutes zal
derhalve een verordenend karakter verkrijgen: « de handelingen en werken op de wegen waarop een
fietsroute loopt, dienen dus bij te dragen tot de totstandkoming van het net van de fietsroutes. Het traject
ervan ligt evenwel niet vast, het kan worden aangepast in functie van de plaatselijke omstandigheden,
doch de continuïteit van de fietsroutes dient te zijn verzekerd » 346 .
Wat het verband tussen het IRIS-plan en het ontwerp van G.B.P. betreft, melden de voorbereidende
werken dat het G.B.P. in zijn kaarten en voorschriften in verband met de verkeerswegen, de ideeèn van het
IRIS-plan en van het GEWOP inzake de bodembestemming overneemt. De hièrarchie van de wegen is
hiervan een duidelijk voorbeeld: in het GEWOP en het IRIS-plan heeft ze slechts richtinggevende waarde,
terwijl ze in het G.B.P. verordenende waarde krijgt.
2. De parkeerterreinen (artikel 25)
Het tweede ontwerp van G.B.P. vermeldt in de kaarten 5 en 6 zowel de reeds bestaande als de aan te leggen
transitparkeerterreinen. Deze terreinen situeren zich in de onmiddellijke nabijheid van de stations of haltes
van de openbare vervoerlijnen en moeten de modale verschuiving van de gebruikers van de eigen wagen
naar het openbaar vervoer bevorderen (ontwerp van G.B.P. - gedachtewisseling, parl.st. Brussel
Hoofdstedelijke Raad, 1997-1998, A-293/1, blz. 89). Het ontwerp van G.B.P. voorziet bij de uitvoering van
de handelingen en werken met betrekking tot de aanleg of wijziging van de openbare ruimte, eveneens de
aanleg van fietsenstallingen in de volgende lokaties:
1. in een handelskern
2. in de nabijheid van uitrustingen van collectief belang of van openbare diensten
3. in de nabijheid van spoorwegstations
4. in de nabijheid van de haltes en stations van de openbare vervoerlijnen in onafhankelijke baan
5. in de nabijheid van verkeersknooppunten.
3. Het openbaar vervoersnet .
Het openbaar vervoersnet omvat alle bestaande of aan te leggen infrastructuren die al dan niet staan
aangeduid op het plan en die door de regelmatige diensten van het openbaar vervoer worden gebruikt. Het
346 Methodologische nota, ibidem, p. 32806.