Rapport final de l'étude: Remèdes juridico-institutionnels pour une ...

onderstreept, kan het ontwerp een gegeven vormen waarbij de opvatting van de
overheden over de goede plaatselijke ordening tot uiting wordt gebracht, indien geen
enkele wets- of verordeningsbepaling zich hiertegen verzet”.
Ondertussen zijn ook de verordeningsbepalingen van het GEWOP door de ordonnantie van 16
juli 1998 tot wijziging van de O.P.S. opgeheven. De situatie was zodanig ingewikkeld dat de
Regering het nodig heeft geacht de bovenvermelde verklarende omzendbrief te publiceren.
Volgens de betrokken Omzendbrief zijn na 3 september 1999 de volgende planologische
bepalingen van toepassing:
- het Gewestplan van 28 november 1979 van de Brusselse agglomeratie met
uitzondering van de bepalingen die zijn opgeheven door het GEWOP (bij het Besluit
van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 1995 tot vastlegging van het
GEWOP);
- de B.B.P.’s en de niet verlopen verkavelingsvergunningen voor zover hun bepalingen
niet strijdig waren met het gewestplan en de verordeningsbepalingen van het
GEWOP;
- De indicatieve bepalingen van het GEWOP blijven eveneens bestaan;
- Bovendien moet rekening gehouden worden met de van kracht zijnde
gemeentelijke ontwikkelingsplannen (afgekort G.O.P.).
Wanneer noch het GEWOP noch het Gewestplan van toepassing zijn, moet “ de goede
plaatselijke ruimtelijke ordening ”, lees - althans volgens de Minister - “ het tweede ontwerp van
G.B.P. ”, in acht worden genomen. Volgens deze interpretatie stemt de goede plaatselijke
ruimtelijke ordening overeen met het tweede ontwerp van G.B.P.. De Minister steunt zich
hierbij, zoals reeds vermeld, op de overweging van de Raad van State dat het ontwerp “ een
gegeven kan vormen waarbij de opvatting van de overheden over de goede plaatselijke
ordening tot uiting gebracht wordt , indien geen enkele wets- of verordeningsbepaling
zich hiertegen verzet”.
Deze situatie heeft eveneens belangrijke gevolgen op gemeentelijk vlak. De meeste gemeenten
hebben de totstandskomingsprocedure van hun gemeentelijk ontwikkelingsplan en van hun
bijzondere plannen van aanleg opgeschort zolang zij niet kunnen beschikken over een Gewestelijk
Bestemmingsplan. Meerdere gemeenten bevinden zich immers in het stadium van het
basisdossier. Vanuit een operationeel standpunt betekent dit dat de gemeentelijke ruimtelijke
ordening voor het ogenblik “institutioneel verlamd” is.
Ook op het gewestelijk niveau kunnen we op een andere eigenaardigheid wijzen. Het nieuwe
Gewestelijk Bestemmingsplan, opgesteld onder het regime van het eerste Gewestelijk
Ontwikkelingsplan van 1995, zal het grootste deel van zijn uitvoering kennen onder het regime
van het volgend Gewestelijk Ontwikkelingsplan.
2. Materièle regeling : de inhoud van de plannen
2.1 Instrumenten van actieve of operationele ruimtelijke ordening
a) Gewestelijk Ontwikkelingsplan
a.1. Inleiding