Rapport final de l'étude: Remèdes juridico-institutionnels pour une ...

De voorlaatste wijziging van de O.P.S. van 26 maart 1998 schudt de traditionele hièrarchie van
de plannen van aanleg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest grondig dooreen 167 . Op
retroactieve wijze bepaal de amendering dat de plannen van aanleg van kracht blijven tot zij
door andere plannen worden vervangen als gevolg van een wijziging of wanneer de ordonnantie
voorschrijft dat sommige of alle bepalingen ervan worden geschorst of uitdrukkelijk
opgeheven. Het Gewest streefde naar een grotere rechtszekerheid. Dit feit is eveneens
tekenend voor de constante spanning die er bestaat tussen het gemeentelijke en het Gewestelijke
beleidsniveau.
Een impliciete vervanging op grond van de hièrarchie van de plannen kon bijgevolg niet meer.
Het gewijzigde artikel 5 van de O.P.S. bepaalt uitdrukkelijk dat “in afwijking van de
hièrarchie van de plannen de bepalingen van de lagere plannen die niet overeenstemmen
met één of meer latere hogere plannen van kracht blijven tot zij krachtens deze
ordonnantie uitdrukkelijk worden opgeheven, gewijzigd of geschorst”. Dit houdt derhalve
in dat slechts een expliciete opheffing van de tegenstrijdige bepalingen van lagere en vroegere
plannen mogelijk is .
De Raad van State is opnieuw tussengekomen en heeft met toepassing van artikel 9 van de
Bijzondere Wet van 12 januari 1989 m.b.t. de Brusselse instellingen de ordonnantie van 26 maart
1998 getoetst aan de Grondwet. In haar arrest nr. 75.710 van 10 september 1998 heeft de
afdeling administratie van de Raad van State geoordeeld dat artikel 5 O.P.S. niet mag
toegepast worden omdat het strijdig is met de normenhièrarchie van de rechtsorde zoals
vastgesteld in artikel 159 van de Grondwet. De ordonnantie kan niet van dit beginsel afwijken
door middel van een algemeen voorschrift ten voordele van een lager plan. Ze kan evenmin de
toepassing van artikel van artikel 159 van de Grondwet door de hoven en rechtbanken uit te
sluiten.
1.4 De Bijzondere situatie van de ontwerpen van het G.B.P. in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest. 168
167
Zie hiervoor : D. LINDEMANS, “De hièrarchie van de aanlegplannen in het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest overhoop gegooid?”, T.R.O.S. 1998, 581-589; E. BREWAEYS, Stedenbouw in Brussel, Gent, Mys &
Breesch 1998, 12-14; X., “leeswijzer ontwerp gewestelijk bestemmingsplan”, ALERT ,bijlage bij nr. 181; X.
RAPS, “Le C.R.D. met les pieds dans le PRAS”, Bruxelles en mouvements, nr. 4, 19 maart 1999, 1-2.
168
Voor een beter begrip van de actuele situatie volgt hierna een O.P.S.omming van de plannen op
gewestelijk vlak die zijn aangenomen met betrekking tot de bodembestemming:
_ Het Koninklijk Besluit van 28 november 1979 tot vaststelling van het gewestplan van de Brusselse
agglomeratie, B.S. 21 december 1979;
_ Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 3 maart 1995 tot vaststelling van het
gewestelijk ontwikkelingsplan, B.S. 27 maart 1995;
_ In het Belgisch Staatsblad van 19 augustus 1998 (2de uitgave) zijn verschenen :
- het Besluit van de Brusselse Hoofstedelijk Regering van 16 juli 1998 betreffende de
algemene voorstelling van het ontwerpplan en van het gewestelijk bestemmingsplan;
- het Besluit van de Brusselse Hoofstedelijke Regering van 16 juli 1998 tot vaststelling
van het ontwerp van gewestelijk bestemmingsplan;
- het Bericht van openbaar onderzoek betreffende het ontwerp van gewestelijk
bestemmingsplan;
_ In het Belgisch Staatsblad van 2 september 1999 zijn verschenen:
- het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 juli 1999 tot wijziging van
het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 1998 betreffende de
algemene voorstelling van het ontwerp-plan en van het gewestelijke bestemmingsplan;
- het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 augustus 1999 tot
goedkeuring van het ontwerp van gewestelijk bestemmingsplan;