06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

138 HOOFDSTUK 3<br />

Samenvattend kan gezegd worden dat de analyse van het verhevene in dit werk niet<br />

bepaald diepgravend of revolutionair vernieuwend te noemen is. Op dat vlak lijdt dit<br />

hoofdstuk in Riedels studie onder de algehele opzet van het werk: de Theorie is een<br />

uitdrukkelijk populariserend werk, een samenvatting van wat er was, en geen presentatie<br />

van een eigen interpretatie. De grote verdienste van dit werk ligt net in de bundeling<br />

van belangrijke inzichten, en daarbij mogen Van Alphens aanvullingen niet<br />

onderschat worden: hij heeft Riedels tekst op verscheidene plaatsen aangevuld met<br />

bijkomende bronnen en (zij het erg beperkt) met eigen inzichten.<br />

3.2.4. Een discussie tussen twee heren<br />

Van Goens’ vertaling van Mendelssohns Verhandeling had stof doen opwaaien, niet<br />

alleen omdat Van Goens het gewaagd had de Nederlandse cultuur aan te vallen, maar<br />

ook (en vooral) omdat hij een aantal ‘goddeloze’ buitenlanders als na te volgen<br />

modellen had aangeraden. De nadruk kwam meer op morele en religieuze thema’s te<br />

liggen – met waarschijnlijk ook een politieke agenda die op de achtergrond meespeelde<br />

– dan op de esthetische kwesties die in de Verhandeling aangekaart werden.<br />

In het geval van Van Alphens Theorie ligt dat enigszins anders. De kritiek betrof<br />

vooral de inleiding. Jacqueline de Man maakt een onderscheid tussen twee soorten:<br />

“Bij sommige critici is de verdediging van de nationale cultuur het voornaamste aandachtspunt,<br />

bij anderen zijn het vooral fundamentele bezwaren tegen een meer ‘filosofische’<br />

literatuurbeschouwing” (De Man in Van Alphen 1999, II:42).<br />

Het was niet de eerste aanval op de nationale cultuur – zo bleek al eerder – maar precies<br />

doordat ze ditmaal uitging van een gerespecteerd dichter kwam ze bijzonder hard<br />

aan. De Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde verkondigde de overtuiging dat<br />

de Nederlandse literatuur net in een opbouwfase zat: dankzij de inspanningen van de<br />

genootschappen zou de Nederlandse cultuur naar nieuwe hoogten gestuwd worden.<br />

Het negatieve oordeel van de buitenstaanders was vernederend, maar men kon altijd<br />

aanvoeren dat een anderstalige geen gegrond oordeel kon uitbrengen over de Nederlandse<br />

literatuur. Maar dat een vertegenwoordiger van de nieuwe generatie diezelfde<br />

kritiek formuleerde was wel erg moeilijk te slikken. De bezwaren tegen de filosofische<br />

literatuurbeschouwing zijn opnieuw in twee soorten op te delen (nog steeds volgens<br />

De Man (in Van Alphen 1999, II:45)). De eerste groep leverde kritiek vanuit de<br />

opvatting dat de dichter gefnuikt wordt door de theorie, de tweede groep had bedenkingen<br />

bij de filosofie zelf die ten grondslag lag aan de theorie. Uiteraard kon een en<br />

dezelfde criticus twee of zelfs alledrie de punten van kritiek combineren. Van die<br />

reacties vermeld ik hier enkel dat Willem Bilderdijk kritiek had op zowel de aanval<br />

op de Nederlandse letteren als op de filosofische achtergrond: vooral op dat laatste<br />

punt zal uitgebreider ingegaan worden in het hoofdstuk over Bilderdijks eigen invulling<br />

van het verhevene. Ter afsluiting van deze paragraaf over de receptie van Van<br />

Alphens Theorie bespreek ik kort de polemiek met W.E. de Perponcher, ten eerste,<br />

omdat dat de enige is waarop Van Alpen publiekelijk gereageerd heeft; en ten tweede,<br />

omdat deze discussie om esthetische onderwerpen draait. 75

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!