06.09.2013 Views

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

JUIGCHEN IN DEN ADEL DER MENSCHLIJKE NATUUR

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

HET LICHT VAN DE BOVENZ<strong>IN</strong>NELIJKHEID: IDEALISME <strong>IN</strong> NE<strong>DER</strong>LAND 207<br />

voor (praktische) ideeën, m.a.w. voor het morele: „even als wij iemand, die in de<br />

beöordeling van een voorwerp der Natuur, welk wij schoon vinden, onverschillig is,<br />

mangel aan smaak verwijten: even zoo zeggen wij, aangaande hem, die bij het geen<br />

wij oordeelen verheven te zijn, ongeroerd blijft, dat hij ongevoelig zij” (Van Hemert<br />

1798:180-181). 66 Daarmee is echter niet beweerd dat ethisch en esthetisch gevoel<br />

onderling verwisselbaar, of zelfs maar afhankelijk zijn. Patricia Matthews stelt kernachtig<br />

dat “the feeling of sublimity is closely related to moral judgment but is not<br />

identical to moral feeling, just as the feeling of beauty is related to cognitive judgment<br />

but not identical to the feeling of pleasure following cognition” (Matthews<br />

1996:166). 67 Allen Wood vat het project van de derde Kritik als volgt samen:<br />

The most general aim of the third Critique, to bridge the gulf between theoretical<br />

understanding and practical reason, is achieved in aesthetic judgment<br />

through coming to see beauty as a symbol of morality and sublimity<br />

as an experience of the loftiness of our practical vocation as free beings<br />

(Wood 2005:169).<br />

De kloof tussen zinnelijk en bovenzinnelijk wordt niet helemaal gedempt, maar de<br />

analogie tussen het schone en het goede en de glimp van het bovenzinnelijke in de<br />

ervaring van het verhevene tonen de mens zijn bovenzinnelijke bestemming.<br />

Voor Van Hemert is het ethische van primair belang – het geringe aantal esthetische<br />

bespiegelingen van Van Hemert (zeker in vergelijking met zijn publicaties in verband<br />

met ethische kwesties) getuigt daar ook van. 68 Hetzelfde kan tot op zekere hoogte van<br />

Kant gezegd worden. Guyers woordkeuze voor de relatie tussen moraal en esthetica<br />

is veelzeggend: “he [Kant, CM] suggests that specific moral conceptions, the structure<br />

of moral action, and even the primacy of practical reason itself all stand in need of<br />

representation in a form that the sense, and creatures so dependent on the senses as<br />

us, can grasp – and again, that the aesthetic is especially suited to assist in this regard”<br />

(Guyer 1990:138; mijn cursivering, CM). Vooral in kunst ziet Guyer een opening<br />

voor ethiek in Kants esthetica: “Perhaps just because works of fine art are products<br />

of human intentionality we cannot keep our judgments of them entirely independent<br />

of assessment of their moral significance” (Guyer 1990:141). Van Hemert houdt<br />

(helemaal in het spoor van Kant zelf) zijn bespreking van kunst beperkt. Eerst onderscheidt<br />

hij kunst van natuur en van ambacht.<br />

Konst wordt van de Natuur, gelijk doen (facere) van het handelen, of werken<br />

(agere) in ’t gemeen, en van het voordbrengzel, of het gevolg der konst,<br />

als werk (opus), van het voordbrengzel der Natuur, als gewrogt, of uitwerkzel<br />

(effectus) onderscheiden. Konst, als bekwaamheid van den mensch<br />

beschouwd, onderscheidt men ook van wetenschap; gelijk konnen van<br />

weten, practisch van theoretisch vermogen, techniek van theorie. Eindelijk,<br />

onderscheidt men ook konst van handwerk: de eerste wordt vrij genoemd;<br />

het andere kan men loonkonst heeten. Konst houdt men als spel, bezigheid,<br />

die op zig zelve aangenaam is, en doelmatig kan uitvallen: handwerk als

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!